unité 5 les styles
de kleding
A
les chaussettes
B
les vêtements
C
les chaussures
D
les baskets
1 / 11
Éléments de cette leçon
de kleding
A
les chaussettes
B
les vêtements
C
les chaussures
D
les baskets
Slide 1 - Quiz
vertaal waarom niet?
Slide 2 - Question ouverte
le manteau
A
de schoorsteenmantel
B
de ketting
C
de jas
D
de sportschoen
Slide 3 - Quiz
je porte des lunettes
A
hij poort me
B
ik draag een broek
C
ik heb een zonnebril
D
ik draag een bril
Slide 4 - Quiz
ik draag een broek
Slide 5 - Question ouverte
elle draagt een jurk
Slide 6 - Question ouverte
une jupe à fleurs
A
een bloementjesgordijn
B
een fleurige rok
C
een bloemetjesrok
D
een bloemetjesjurk
Slide 7 - Quiz
ik draag een trui
Slide 8 - Question ouverte
ik hou van mijn t-shirt
A
j'aime mon teeshirt
B
il adore mon teeshirt
C
il aime son teeshirt
D
j'adore son teeshirt
Slide 9 - Quiz
de comfortabele spijkerbroek
Slide 10 - Question ouverte
blauw en geel
A
blue et jaune
B
jaune et bleu
C
orange et marron
D
bleu et jaune
