5.4 Het zenuwstelsel

Hou je mobiel bij je!
Leg hem omgekeerd op de hoek van je tafel,
met het scherm naar beneden!
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hou je mobiel bij je!
Leg hem omgekeerd op de hoek van je tafel,
met het scherm naar beneden!

Slide 1 - Diapositive

Het zenuwstelsel.

Het zenuwstelsel.

Slide 2 - Diapositive

Inloggen LessonUp

Slide 3 - Diapositive

Wat is een prikkel?
A
Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
B
Electrische signalen die naar je hersens gaan
C
Een invloed uit je omgeving
D
Een cel die impulsen opvangt

Slide 4 - Quiz

Sleep de juiste omschrijving naar daarbijhorende woord
Zweetklieren
Hoornlaag
Kiemlaag
Talgklieren
Lederhuid
Bestaat uit resten van dode cellen 
Bestaat nog uit levende cellen
Maakt talg
Bevinden zich de warmte-, koude-, druk- en tastzintuigen
Produceert zweet

Slide 5 - Question de remorquage

Welk onderdeel van het oog heeft zintuigcellen
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Oranje vlek
D
Kleine vlek

Slide 6 - Quiz

Is "proeven" een prikkel, een impuls, een waarneming of een zintuig?
A
Prikkel
B
Impuls
C
Waarneming
D
Zintuig

Slide 7 - Quiz

In welke volgorde gaat reageren op een waarneming?
A
impuls - hersenen - impuls - actie - prikkel
B
prikkel - actie - impuls - hersenen - impuls
C
impuls - actie - impuls - prikkel - hersenen
D
prikkel - impuls - hersenen - impuls - actie

Slide 8 - Quiz

Wanneer wordt je je bewust van een waarneming?
A
Als er een prikkel in je zintuig komt.
B
Als het impuls in de hersenen is verwerkt.

Slide 9 - Quiz

1. Wat kun je met de huid waarnemen?
A
Pijn, warmte, kou, druk en geluid
B
Pijn, warmte, kou, druk en licht
C
Pijn, warmte, kou, druk en tast
D
Pijn, warmte, kou en emotie.

Slide 10 - Quiz

Je oren kunnen twee dingen waarnemen, namelijk...
A
Geluid en warmte
B
Geluid en balans
C
Warmte en licht
D
Warmte en balans

Slide 11 - Quiz

Berg je mobiel op!
Hij moet niet meer zichtbaar aanwezig zijn

Slide 12 - Diapositive

Het zenuwstelsel

  • Het zenuwstelsel bestaat uit: zenuwen, ruggenmerg en hersenen.

  • De hersenen en het ruggenmerg heten samen het centraal zenuwstelsel.

  • Alles wat je lichaam doet wordt geregeld door het zenuwstelsel.

Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen
-  Je kunt de bouw van het zenuwstelsel beschrijven.
- Je kunt de functies van het zenuwstelsel beschrijven.

Slide 14 - Diapositive

Zintuigen - Prikkels -  Impulsen
Een prikkel is een invloed in de omgeving.
De zintuigcellen in de zintuigen vangen die prikkels op. In de zintuigcellen ontstaan dan impulsen.

Een impuls is een elektrisch signaaltje. Dat signaaltje gaat door een zenuw naar je hersenen. De impulsen gaan ook van de hersenen via de zenuwen naar bijvoorbeeld spieren en klieren. Een aantal impulsen gaat door het ruggenmerg.

Zintuig : waarneming
- oren     : Je hoort wat de ander je vertelt.
- ogen    : Je ziet, want je leest dit.
- tong     : Je proeft wat de smaak van kaas is.
- neus     : Je kunt ruiken dat het eten aanbrandt.
- huid     : Je kunt voelen aan een kopje of de thee heet is.

Slide 15 - Diapositive

De bouw van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel


Centrale zenuwstelsel:
Hersenen + ruggenmerg (bestaat uit zenuwen)

Perifere zenuwstelsel: 
verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen

Slide 16 - Diapositive

De bouw van het zenuwstelsel

Slide 17 - Diapositive

Werking van zenuwstelsel
In de huid worden warmtprikkels omgezet tot impulsen in de warmtezintuigcellen.
1
De impulsen worden via de zenuwen naar het centrale zenuwstelsel geleid.
2
De impulsen komen via de zenuwen in het ruggenmerg. Vanuit hier gaan ze door naar de hersenen.
3
In de hersenen komen de impulsen aan. Hier wordt je je bewust van de warmte.
4

Slide 18 - Diapositive

prikkel verwerking

Slide 19 - Diapositive

Prikkel- impuls - reactie

Slide 20 - Diapositive

Functies van het zenuwstelsel
Als je je bewust wordt van dingen die je waarneemt, kun je ook bewust reageren. Er ontstaan dan impulsen in je hersenen.
Er ontstaan impulsen in je hersenen.
1
De impulsen worden van de hersenen door zenuwen naar spieren in de arm geleid. Hierdoor kan de spier samentrekken (bewegen van de arm)
2
Er kunnen ook impulsen van de hersenen door zenuwen naar klieren (bijv. speekselklieren) worden geleid. Hierdoor wordt er speeksel aangemaakt.
3
Een klier is een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijv. zweetklieren, talgklieren en speekselklieren.

Slide 21 - Diapositive

Zenuwcellen
Er zijn drie verschillende type zenuwcellen:

  • Gevoelszenuwcel (sensorische cellen)
  • Bewegingszenuwcel (motorische zenuwcel)
  • Schakelcel

Slide 22 - Diapositive

Drie typen zenuwcellen:

Slide 23 - Diapositive

Pak je mobiel

Slide 24 - Diapositive

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
B
hersenen en zenuwen
C
zenuwen en ruggengraat
D
hersenen, ruggenmerg, zenuwen en zintuigen

Slide 25 - Quiz


Wat zie je op de
afbeelding?

Kies het beste antwoord
A
Klieren
B
Het ruggenmerg
C
De zenuwen
D
Het zenuwstelsel

Slide 26 - Quiz

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 27 - Quiz

Een functie van het zenuwstelsel

A
bloed zuiveren
B
reacties regelen van spieren of klieren
C
prikkels van de spieren ontvangen
D
zintuigcellen aanmaken

Slide 28 - Quiz

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Centrale zenuwstelsel en ruggenmerg
B
Centrale zenuwstelsel en zenuwen
C
Zenuwen en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 29 - Quiz

De hersenen horen bij....
A
Centrale zenuwstelsel
B
Zenuwen
C
De zintuigen

Slide 30 - Quiz

Behoort een oogzenuw tot het centrale zenuwstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...
A
beschermt het ruggenmerg
B
geeft stevigheid aan het ruggenmerg
C
geeft vorm aan het ruggenmerg
D
geleidt het ruggenmerg

Slide 32 - Quiz

Hersenen geven impulsen via zenuwen door naar:
A
zintuigen
B
spieren
C
klieren (bijv. speekselklier)
D
spieren en klieren

Slide 33 - Quiz

De functie van zintuigen zijn......
A
Prikkels opvangen en impulsen opvangen
B
Prikkels maken en impulsen opvangen
C
Prikkels maken en impulsen maken
D
Prikkels opvangen en impulsen maken

Slide 34 - Quiz

Een orgaan dat reageert op prikkels
Alle zenuwen, ruggenmerg en hersenen samen
iets waar je zintuigen op reageren
Hier wordt je bewust van prikkels
Een seintje dat via de zenuwen naar de hersenen of spieren gaat 
Prikkel 
Zenuwstelsel 
impuls 
zintuig 
hersenen 

Slide 35 - Question de remorquage

er zijn drie soorten zenuwcellen, welke hoort er niet bij
A
centrumcel
B
schakelcel
C
gevoelszenuwcel
D
bewegingszenuwcel

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Vidéo

Een reflex

Slide 38 - Diapositive

Reflexboog
De weg die impulsen afleggen bij een reflex

Slide 39 - Diapositive

Reflex

Slide 40 - Diapositive

Aan de slag:
Thema 5
Basisstof 4
Maak opdracht 1 t/m 8

Slide 41 - Diapositive

En nu eens kijken wat je al hebt begrepen van deze les!
Pak je mobiel

Slide 42 - Diapositive

Zijn de hersenen onderdeel van reflexbogen?
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quiz

Wat is een reflexboog?
A
De snelheid van reflexen
B
Reageren op een prikkel
C
Een impuls die spieren of klieren aansturen
D
de weg die impulsen bij een reflex afleggen

Slide 44 - Quiz

Vindt deze reflexboog nog plaats als zenuw R door midden is gesneden?
A
Ja
B
Nee

Slide 45 - Quiz

Hoe verloopt deze reflexboog?
A
Blauw - Geel - Groen
B
Groen - Geel - Blauw
C
Kan beide kanten op

Slide 46 - Quiz