Spelling mavo herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Spelling

Als het eerste woord een meervoud heeft op -en, krijg je ALTIJD een tussen-n

1. waar
2. niet waar

Als het eerste woord "katten" is, krijg je ALTIJD een tussen-n

1. waar
2. niet waar

Als het eerst woord "seconde" is, krijg je NOOIT een tussen-n

1. waar
2. niet waar

Als het eerst woord geen zelfstandig naamwoord is, krijg je NOOIT een tussen-n

1. waar
2. niet waar

Koninginnedag schrijf je zonder tussen-n omdat we maar 1 koningin hebben in Nederland.

1. waar
2. niet waar

Rijstepap schrijf je zonder tussen-n omdat er geen meervoud is van rijst.

1. waar
2. niet waar

Beresterk schrijf je zonder tussen-n omdat er maar 1 soort beer bestaat.

1. waar
2. niet waar

Spillebeen schrijf je zonder tussen-n omdat we de losse woorden niet meer gebruiken.

1. waar
2. niet waar

Als je het eerste woord niet kent, schrijf je NOOIT een tussen-n

1. waar
2. niet waar

Het tweede woord is eigenlijk niet zo belangrijk om te kijken of je een tussen-n schrijft.

1. waar
2. nietwaar

"Seconde" heeft twee meervoudsvormen

1. waar
2. niet waar

Schrijf de twee meervoudsvormen van "seconde" op.

Als de klemtoon op de laatste "ie" ligt, krijg je een extra "e".

1. waar
2. niet waar

Schrijf het meervoud op van industrie, therapie en fantasie.

Bij "oma" krijg je in het meervoud een extra "a" voor de uitspraak.

1. waar
2. niet waar

Schrijf het meervoud op van taxi, café, euro.

Als het woord eindigt op een S, verandert dit in het meervoud ALTIJD in een Z.

1. waar
2. niet waar

Schrijf het meervoud op van fotograaf, wens, grens.

Als ik zeg: dit is oma's fiets, gebruik ik de apostrof voor de uitspraak.

1. waar
2. niet waar

Als het woord eindigt op een sisklank, hoef ik er met de bezitsvorm niets meer mee te doen.

1. waar
2. niet waar

Maak de bezitsvorm met de volgende woorden: Jonas, Maurice, Den Bosch.

Als er met de uitspraak niets mis gaat, en het woord niet al eindigt op een sisklank, mag ik de s er gewoon aan vastplakken.

1. waar
2. niet waar

Schrijf de bezitsvorm van de volgende woorden: Milou, broer, Lieke.