Eenheden van snelheid en verhoudingen


1,951010
1 / 31
suivant
Slide 1: Question ouverte
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon


1,951010

Slide 1 - Question ouverte


2,54109

Slide 2 - Question ouverte

Lise gaat op de fiets naar haar vriendin. Ze heeft om 14:00 uur afgesproken. Lise moet 12 km fietsen. Ze vertrekt om 13:20 uur. Lise fietst gemiddeld 15 km per uur. Is Lise op tijd bij haar vriendin? Noteer de berekening.

Slide 3 - Question ouverte

Eenheden van snelheid en verhoudingen

Slide 4 - Diapositive

Omrekenen snelheid.

Slide 5 - Diapositive

3,2 m/s = ... km/u

Slide 6 - Question ouverte

102 km/u = ... m/s
Rond af op 1 decimaal

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel seconden is 1 uur?
(met berekening)

Slide 8 - Question ouverte

Hoeveel seconden is 56 minuten?
(met berekening)

Slide 9 - Question ouverte

Hoeveel seconden is 1 uur, 56 minuten en 30 seconden?

Slide 10 - Question ouverte

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Hoeveel meter is 57 km?

Slide 11 - Question ouverte

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Hoeveel seconden is 02:03:34?

Slide 12 - Question ouverte

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Wat is zijn snelheid in m/s?
Rond af op twee decimalen

Slide 13 - Question ouverte

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Wat is zijn snelheid in km/u?
Rond af op een decimaal

Slide 14 - Question ouverte

Atletiekvereniging Quickrun organiseert een hardloopwedstrijd. Er zijn verschillende afstanden. Saskia loopt een gemiddelde snelheid van 3,5 m/s.
Hoeveel km per uur is dat?

Slide 15 - Question ouverte

Atletiekvereniging Quickrun organiseert een hardloopwedstrijd. Er zijn verschillende afstanden. Saskia loopt een gemiddelde snelheid van 3,5 m/s.
Saskia loopt 20 km.
Bij de start zet zij haar stopwatch op 00:00:00. Welke tijd staat er op haar stopwatch als zij over de finish gaat?

Slide 16 - Question ouverte

H8.5 verhoudingen

Slide 17 - Diapositive

Hoeveel jaar en dagen is 7,2 jaar?

Slide 18 - Question ouverte

Hoeveel TB is 500 000 GB?

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf zonder wetenschappelijke notatie:
1,51010

Slide 20 - Question ouverte

8.5: Verhoudingen
Harry wil paarse verf maken. Hij mengt hiervoor 2 delen blauwe verf met 3 delen rode verf.
Hoeveel procent van de verf is blauw? En hoeveel procent van de verf is rood?

Verhouding blauw : rood = 2 : 3




Slide 21 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
Verhouding blauw : rood = 2 : 3

Slide 22 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5

Slide 23 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5
100

Slide 24 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5
1
100

Slide 25 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5
1
100
:5
x100
:5
x100

Slide 26 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
0,4
40
rood
3
0,6
60
paars
5
1
100
:5
x100
:5
x100

Slide 27 - Diapositive

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
0,4
40
rood
3
0,6
60
paars
5
1
100
:5
x100
:5
x100
Hoeveel procent van de verf is blauw?
En hoeveel procent van de verf is rood?
Dus 40% is blauw en 60 % is rood.

Slide 28 - Diapositive

We maken nu de testopgave

Slide 29 - Diapositive

Mirte maakt groene verf. Zij mengt daarvoor 3 delen blauw en 5 delen geel.
Hoeveel milliliter blauwe en gele verf heeft zij nodig om 1000 mL groene verf te maken.

Slide 30 - Question ouverte

Huiswerk
Maken opgave 67, 68 en 70

Slide 31 - Diapositive