Literaire argumenten

Hoe geef je je mening over een boek?  
literaire argumenten 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe geef je je mening over een boek?  
literaire argumenten 

Slide 1 - Diapositive

In deze les: 
  • bespreken we  literaire argumenten 
  • die heb je nodig bij het schrijven van je boekopdracht (in de meetweek), waarbij je je mening gaat geven over een van jouw gelezen boeken 
  • maak aantekeningen!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Wat zijn literaire argumenten?
Dit zijn argumenten die jouw mening bevestigen en ondersteunen.
We behandelen zeven  literaire argumenten.

Slide 4 - Diapositive

Esthetische of stilistische argumenten
Iets (een boek, gedicht, tekst) is mooi of niet mooi. Het is verrassend geschreven, of juist niet. De woordkeuze is bijvoorbeeld passend of clichématig, ouderwets of moeilijk. 

  • Staan er veel dialogen in? Lijken die echt, of zijn ze houterig? 
  • Staan er veel bijvoeglijke naamwoorden in? 
  • Zijn die mooi, of zijn ze onlogisch, te veel, irritant, of....?

Slide 5 - Diapositive

Woorden zoals:
mooie formuleringen, 
veel clichés, 
hijgerig stijltje, 
houterige dialogen
fraaie woordkeus
idioot lange zinnen


'Dit had nog wel even geredigeerd mogen worden'
'Noemen ze dit gekleuter ook al literatuur?'

Slide 6 - Diapositive

structurele argumenten
Je gebruikt structurele argumenten als je een (waarde)oordeel uitspreekt over de structuur: de opbouw van een verhaal. 

Je gaat dan in op de verschillende verhaalelementen die in het verhaal voorkomen. Voorbeelden: tijd, ruimte, perspectief, thema en de motieven.


Je vertelt eerst wat je van de structuur vindt. Daarna laat je zien wat je bedoelt door je mening te illustreren met tekstfragmenten uit het boek.

Slide 7 - Diapositive

welke woorden passen bij een structureel argument?
A
evenwichtig, complexiteit, los zand
B
voorspelbaarheid, oude koek, afgezaagd
C
moeilijk, makkelijk, lekker dun
D
aangrijpend, beklemmend, fascinerend

Slide 8 - Quiz

Woorden zoals:
 zit goed in elkaar”,
 los zand,
 te lang uitgesponnen, 

 

'evenwichtig', 'uitgebalanceerd',
'samenhangend', 
'eenheid', 
'complexiteit' 

Slide 9 - Diapositive

realistische argumenten
Als je realistische argumenten wil geven, betekent dit niet dat je argumenten geeft die realistisch zijn. Het gaat erom dat je kijkt naar het realisme van het boek, of juist het gebrek eraan: absurdisme.
  •  Je vraagt je af of de beschrijvingen, gebeurtenissen, omstandigheden of personen overeenkomen met de werkelijkheid. 
  • Je beoordeelt dan in hoeverre een boek waarheidsgetrouw overkomt. Vertel bijvoorbeeld of je denkt dat de situaties uit het boek ook in het dagelijkse leven kunnen gebeuren.

Slide 10 - Diapositive

Welke woorden horen bij een realistisch argument?

Slide 11 - Carte mentale

Woorden die bij een realistisch argument passen, zijn bijvoorbeeld:
geloofwaardig, onwaarschijnlijk,
levensechte personen, 
“je ziet het voor je”,
herkenbaar,
 karikaturaal,
 onzinnig 
absurd(istisch)

Slide 12 - Diapositive

vernieuwingsargumenten
(Die worden ook wel historische argumenten genoemd).
Als je gaat bekijken of een verhaal origineel is of dat het verhaal iets unieks te bieden heeft, gebruik je vernieuwingsargumenten.
  • Dat kan gaan over de gebeurtenissen waardoor het thema is vormgegeven. 
  • Het kan ook betrekking hebben op de stijl van de auteur. Het brengen van iets nieuws wordt vaak gewaardeerd in de schrijverswereld.
  • Je vertelt dus eigenlijk of je vindt dat het boek gekopieerd is, of dat de schrijver juist vernieuwende elementen in zijn verhaal gebruikt. 

Slide 13 - Diapositive

Welke woorden kun je daarbij gebruiken?
Je kunt van allerlei aspecten vinden dat die vernieuwend zijn. 

Bijvoorbeeld: 
Vind je dat het perspectief vernieuwend is (bv. een schilderij of een paard is de hoofdpersoon van het boek)? 
Of er zit een vernieuwend denkbeeld in (de mens is niet uniek, maar deel van het ecosysteem)? 
Zijn de gebeurtenissen of de ruimtes (omgeving) origineel? 

Slide 14 - Diapositive

morele argumenten
Je gebruikt morele argumenten als je uitspraken doet over de opvattingen die de schrijver heeft
Deze opvattingen wil de schrijver in het boek duidelijk maken, bijvoorbeeld opvattingen over godsdienst, wetenschap of seksualiteit.

Of: wat zijn goede keuzes in het leven? Wat mag je wel of niet doen? 
(Denk aan de personages in 'De engelenmaker', 'Hex', of 'Het diner')

  • Je kunt bijvoorbeeld schrijven wat je zelf van de opvattingen vindt of hoe de schrijver of verteller ze interpreteert. 
  • Geef voorbeelden uit het boek, waarin deze interpretatie tot uiting komt.

Slide 15 - Diapositive

welke woorden horen bij morele argumenten?
A
hijgerig stijltje, houterige dialoog
B
meeslepend, fascinerend, aangrijpend
C
levensecht, geloofwaardig, karikaturaal
D
cynisch, braaf, gewaagd

Slide 16 - Quiz

bruikbare woorden zijn bijvoorbeeld:
seksistisch,
hoogstaand,
het juiste om te doen, bewonderenswaardig, smerig, 
cynisch, 
sympathiek, 
braaf, 
gewaagd, oneerlijk,
 onfatsoenlijk.

Slide 17 - Diapositive

emotivistische argumenten
Deze argumenten hebben betrekking op je gevoel en emotie tijdens het lezen. Je verwoordt dus eigenlijk je eigen leeservaring. 

Deze argumenten zijn vaak persoonlijk en wat vager, toch kun je ze goed gebruiken. 

Als je goed onderbouwt met argumenten en voorbeelden waarom je een bepaald gevoel of emotie had tijdens het lezen, is het een bruikbaar argument.

Slide 18 - Diapositive

Welke woorden horen bij emotivistische argumenten?

Slide 19 - Carte mentale

bruikbare woorden zijn bijvoobeeld:
'aangrijpend' 
'beklemmend', 
'fascinerend', 
'meeslepend', 
'vlak', 
'weinigzeggend',
'verrassend effect',
'bangmakend'

Slide 20 - Diapositive

intentionele argumenten
Een intentioneel argument zegt iets over de bedoeling van de schrijver. Met wat voor bedoeling heeft de auteur het boek geschreven?
Is het voor jou, de lezer, duidelijk wat zijn bedoeling is geweest? Dit is een 'gevaarlijk' argument om te gebruiken. 
 
De lezer kan de bedoeling namelijk alleen uit het verhaal zelf halen. Hij/zij weet nog niet wat de schrijver echt met een bepaald standpunt bedoelt. 

Slide 21 - Diapositive

Welke woorden?
De criticus geeft aan of hij van mening is dat een auteur er wel of niet in geslaagd is, zijn bedoelingen waar te maken.

(We weten vaak niet wat de bedoeling is.)

Slide 22 - Diapositive

stilistische argumenten
Verder kun je een oordeel geven over de manier waarop de auteur schrijft. Je beoordeelt dan zijn schrijfstijl. Dit kan op basis van verschillende punten: de woordkeus, het woordgebruik de zinsopbouw, het gebruik van stijlfiguren etc.
 

Over de woordkeus:
Als de schrijver vaak moeilijke woorden gebruikt, geef je daar een voorbeeld van. Daarna leg je uit waarom je de woordkeus moeilijk vindt.

Slide 23 - Diapositive

Welke woorden kun je gebruiken als je een stilistische argument geeft?

Slide 24 - Carte mentale

de woorden zijn bv.:
zakelijk
concreet
beeldend

Slide 25 - Diapositive

nog twee argumenten 
Nog twee, iets minder sterke, argumenten:
Je kunt nog argumenten bedenken met betrekking tot de leerzaamheid (voorspelbaarheid, zet aan het denken, blijft je lang bij, zo had ik het nog niet bekeken, afgezaagd, verrassend, ik wist nog niets van dit onderwerp)
of
praktische argumenten (moeilijk, makkelijk, lekker dun, prettig formaat, onduidelijke lay-out)

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien