5.3 Variatie in genotypen

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.2 en 5.3 Herhalen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.2 en 5.3 Herhalen

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
Herhaling 5.2 en 5.3
Huiswerk maken of test jezelf

Slide 2 - Diapositive

Sleep het aantal chromosomen naar de juiste cellen (rode vakje)
46 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen
  23 chromosomen
23 chromosomen

Slide 3 - Question de remorquage

Chromosomen paar
Chromosoom
Geslachtschromosomen

Slide 4 - Question de remorquage

heeft een lichaamscel van een mens 46 chromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 6 - Quiz

Kies telkens twee woorden, die passend zijn bij de zin. 
1. Chromosomen zijn:

2. Chromosomen bevinden zich in

3. Chromosomen bevatten: 

4. Chromosomen zijn onzichtbaar in een:

5. Chromosomen zijn zichtbaar in een: 
De celkern
Lange dunne draden
DNA
Cel die niet deelt
Cel die gaat delen

Slide 7 - Question de remorquage

verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Een koppel krijgen een zoon. Welk geslachtchromosoom heeft er in de zaadcel van de vader gezeten?
A
X
B
Y
C
XY
D
XX

Slide 9 - Quiz

Wanneer kom het genotype van een baby tot stand?
A
bij de vorming van een eicel
B
bij de bevruchting van de eicel
C
bij de geboorte van de baby
D
bij de vorming van een zaadcel

Slide 10 - Quiz

Sjonny heeft veel getraind.
Zijn spieren zijn dikker geworden.
Wat is er bij John veranderd?
A
alleen zijn fenotype
B
alleen zijn genotype
C
zowel zijn genotype als fenotype

Slide 11 - Quiz

23 chromosomen
2 3 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen

Slide 12 - Question de remorquage

- Hugo zegt: "je genotype verandert als je ouder wordt"

- Kevin zegt: "de info voor je oogkleur bevindt zich alleen in de cellen van je oog".
Wie heeft er gelijk?
A
alleen Hugo heeft gelijk
B
Alleen Kevin heeft gelijk
C
Hugo en Kevin hebben geen van beiden gelijk.
D
Hugo en Kevin hebben allebei gelijk

Slide 13 - Quiz

Een koppel krijgen een dochter. Welk geslachtchromosoom heeft er in de zaadcel van de vader gezeten?
A
X
B
Y
C
XY
D
XX

Slide 14 - Quiz

ff tellen met andere organismen

Slide 15 - Diapositive

leerdoelen vandaag
Aan het einde van deze les:
       - kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting                variatie in genotypen ontstaat.
       - kun je omschrijven wat een mutatie is.

Slide 16 - Diapositive

VRAGEN??

Slide 17 - Diapositive

herhalen leerdoelen
Aan het einde van deze les:
- kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
- kun je omschrijven wat een mutatie is.

Slide 18 - Diapositive

Een mutatie =
A
ontstaan nieuw organisme
B
aanpassing aan de omgeving
C
ontstaan nieuw fenotype
D
plotselinge verandering van het genotype

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
alpaca

Slide 20 - Quiz

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat is ongeslachtelijke voortplanting
A
Wanneer en een nieuwe plant groeit uit een zaadje
B
Wanneer er een nieuwe plant groeit uit een deel van een plant

Slide 22 - Quiz

Bij ongeslachtelijke voortplanting van een plant, ontstaat er een nieuwe plant zonder dat er bevruchting plaatsvind
A
Het DNA van de nieuwe plant is EXACT hetzelfde als de originele plant
B
Het DNA van de nieuwe plant is NIET hetzelfde als de originele plant

Slide 23 - Quiz

Bij deze vorm van voortplanting bevind er veel variatie in het genotype
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 24 - Quiz

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 25 - Diapositive