11. Juni 2025/Lesen und Wörterbuch

Am Ende dieser Stunden

- weet je hoe en wanneer je een wordenboek kunt gebruiken
- ken je de betekenis van enkele signaalwoorden
- kun je het infinitief van een werkwoord uit een zin halen.

Programm

-  video bekijken
- opdrachten maken
-  bitte einloggen in Lessonup
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Am Ende dieser Stunden

- weet je hoe en wanneer je een wordenboek kunt gebruiken
- ken je de betekenis van enkele signaalwoorden
- kun je het infinitief van een werkwoord uit een zin halen.

Programm

-  video bekijken
- opdrachten maken
-  bitte einloggen in Lessonup

Slide 1 - Diapositive

Info in Lessonup
Les over leesstrategieën en het verstandig gebruiken van een woordenboek

Slide 2 - Diapositive

Het gebruik van een woordenboek

Aufgabe:
Bedenk met je buurvrouw/buurman 5 valkuilen bij het gebruik van een woordenboek
timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

valkuilen gebruik woordenboek
1. woord opzoeken kost gemiddeld 30 - 60 seconden. 30 woorden opzoeken: 30 minuten!! Kost veel tijd
2. niet weten hoe een woordenboek werkt: 
- hoe kom je snel bij het woord dat je nodig hebt?
- hoe kies je een woord dat je nodig hebt?
- wat betekenen al die afkortingen?
3. Je begrijpt het Nederlandse woord niet
4. Het woord staat niet in het woordenboek
5. woorden kunnen meerdere betekenissen hebben

Slide 4 - Diapositive

Aufgabe: Video ansehen und Tipps notieren

Sieh dir das Video an (1,5 Minute) und notiere mindestens drei Tipps wie du das Wörterbuch am Besten benutzen kannst.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Welche Tipps hast du notiert?
1 overleg met je buurvrouw/-man
2 klassikaal bespreken
timer
0:30

Slide 7 - Diapositive

1. Welk van de onderstaande woorden vind je in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud

Slide 8 - Quiz

2 Wat is het infinitief van een werkwoord?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord

Slide 9 - Quiz

De infinitief is het hele werkwoord.
Die vind je in het woordenboek, niet de vervoeging.

Slide 10 - Diapositive

3. Wat wordt bedoeld met de context?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond

Slide 11 - Quiz

SIGNAALWOORDEN
Dat zijn woorden die zeggen dat er wat gaat gebeuren!

Slide 12 - Diapositive

6. also

A
dus
B
want
C
daarom
D
of

Slide 13 - Quiz

7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later

Slide 14 - Quiz

8. zum Beispiel

Slide 15 - Question ouverte

9. aber

Slide 16 - Question ouverte

10. weil

Slide 17 - Question ouverte

Tot zover de signaalwoorden.
Nu verder met de werkwoorden.

Bij de volgende drie vragen wordt het infinitief van het werkwoord uit de zin gevraagd.
zum Beispiel: Er gratuliert seine Freundin zum Geburtstag.
Infinitief: gratulieren

Slide 18 - Diapositive

11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
A
ist
B
sein
C
sind

Slide 19 - Quiz

12. Ein kostenfreies Parkticket gilt 10 Minuten.
A
gilt
B
gilten
C
gelten

Slide 20 - Quiz

15. Er macht die Menschen neugierig.

Slide 21 - Question ouverte

16. Rufst du mich morgen an?

Slide 22 - Question ouverte

Dat was de infinitief.
Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.

Slide 23 - Diapositive

Om woorden snel te kunnen opzoeken, is het belangrijk dat je weet hoe het alfabet werkt bij het opzoeken van woorden

Slide 24 - Diapositive

Setze diese Wörter in der richtigen Reihenfolge:
Freispruch
freundlich
Frechheit
Fressen / fressen
freisprechen
freuen
timer
2:00

Slide 25 - Diapositive

das Wörterbuch
Frechheit
freisprechen
Freispruch
Fressen / fressen
freuen
freundlich

Slide 26 - Diapositive

Aufgabe:
Was? Zoek in het woordenboek naar deze woorden, evt. lidwoorden, hoeveel en welke betekenissen hebben ze in het NL?
Mit wem? deinem/deiner NachbarIn
Hilfsmittel: Wörterbuch D-N
Ergebnis: 5x betekenissen + evt. lidwoorden

Bank
machen
backen
wandern
dagegen
timer
5:00

Slide 27 - Diapositive

Meerdere betekenissen

Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.

Slide 28 - Diapositive

19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

Slide 29 - Question ouverte

Evaluatie
1 Wat is een infinitief
2 Wat is een signaalwoord
3 Noem drie tips voor het gebruik van een woordenboek bij een tekst
timer
1:00

Slide 30 - Diapositive

Aufgabe
Kies uit:
1 Maak een quiz (zie document 'quizen' in de jaarbijlage in SOM)

2 Kies een tekst op papier uit je boek of op de tafel. 
Lees om te begrijpen.






3 Oefen teksten en vragen met een citotoets:
Zet je naam op de tekstbijlage en het vragenblad.
Markeer, arceer, noteer betekenissen van moeilijke woorden.
Lever eind van de les weer in.

Slide 31 - Diapositive

Neem je eigen woordenboek D-N mee bij de leestoets!

Slide 32 - Diapositive