Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 55 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Hoe leren jullie voor een toets?
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het eind van de les ken je nieuwe manieren om te leren voor een toets
Aan het eind van de les kan je herkennen wat er gevraagd wordt op een toets
Slide 3 - Diapositive
Planning
Binnenkomst
Hoe leren jullie?
Geschiedenisvandaag.nu
Hoe beantwoord je een toetsvraag?
Oefentoets
Vorige les
Chronologie-opdracht
Slide 4 - Diapositive
www.geschiedenisvandaag.nu
Slide 5 - Lien
Slide 6 - Diapositive
OUD-structuur
O= omdat-> herhalen van de vraag
U= uitleggen-> Historische uitleg/antwoord op de vraag
D= daarom/daardoor -> Korte conclusie van je antwoord
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Twee opties:
A. Je maakt en bespreekt klassikaal de vragen.
B. Je gaat zelfstandig bezig met de oefentoets-> volgende les laat je zien dat die af is en serieus gemaakt
Klassikaal of zelfstandig
Vraag de docent
5 min + 2 min bespreken
We bespreken klassikaal hoe je het beste een toetsvraag kan beantwoorden, en wat er gevraagd wordt
Bekijk de volgende vraag alvast
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
2-6-1-3-5-4
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Nationalisme kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Nationalisme kan als positief gevolg hebben dat er eenheid binnen een land. Dit was het gevoel in Frankrijk bijvoorbeeld. Alle culturele verschillen rondom geloof werden aan de kant geschoven om samen tegen de Duitsers te vechten
Nationalisme kan echter ook negatieve gevolgen hebben. Denk hierbij aan de moord op Franz-Ferdinand, de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije. Vanwege het nationalisme binnen de veelvolkerenstaten ontstonden er politieke conflicten. De Serviërs waren erg nationalistisch en wilden onafhankelijk worden. Als gevolg hiervan, kwam de kroonprins om het leven door Gavrilo Princip
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
In bron 1 zie je een indirecte oorzaak als je kijkt naar hoe keizer Wilhelm II de wereldbol in zijn armen probeert te pakken. In de toelichting staat dat de wereldbol een "koek" is. Hiermee wordt dus gedoeld op het feit dat Wilhelm II de hele wereld overnemen om het Duitse Rijk te vergroten.
Slide 16 - Diapositive
Twee andere indirecte oorzaken van de Eerste Wereldoorlog was het feit dat er een wedstrijd rondom het maken van wapens was, de wapenwedloop. In deze wedstrijd werden er steeds betere wapens gemaakt om de "tegenstander" voor te zijn. Een tweede indirecte oorzaak was het militarisme. Frankrijk en Duitsland geloofden beiden dat hun leger het beste was, en dat de wapens die ze hadden beter waren dan die van de ander. Beiden geloofden dat ze een eventuele oorlog wel makkelijk zouden winnen.
Een uiteindelijke directe oorzaak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was de moord op kroonprins Franz-Ferdinand. Door deze moord verklaarde Oostenrijk-Hongarije, met toestemming van Duitsland, de oorlog aan Servië. Hierdoor verklaarde de Russen, vrienden van Servië, oorlog aan Oostenrijk-Hongarije, waardoor Duitsland juist weer de oorlog verklaarde aan Rusland.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Duitsland viel eerst Frankrijk aan om een tweefrontenoorlog te voorkomen. De Russen hadden nog tijd nodig om te mobiliseren, en daarom dachten de Duitsers eerst zo snel mogelijk Frankrijk te verslaan, om vervolgens hun troepen naar het oosten te verplaatsen.
Het Von Schlieffenplan mislukte omdat de Duitsers dachten dat de Belgen hen wel door hun land zou laten gaan. Dit was niet het geval, aangezien de Belgen meer weerstand boden dan verwacht waardoor de Duitsers zich moesten gaan ingraven.
Een tweede reden waarom het plan mislukte was dat de Russen veel sneller mobiliseerden dan de Duitsers hadden verwacht. Hierdoor moesten de Duitsers, terwijl ze nog vochten in het Westen, ook vechten in het Oosten. Hierdoor was er dus alsnog een tweefrontenoorlog
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Het begrip 'totale oorlog' betekent dat er naast soldaten ook burgers betrokken worden bij een oorlog. Dit betekent dat bijvoorbeeld de gehele economie wordt ingezet om de oorlog te financieren. Denk hierbij aan de vrouwen die in de fabrieken moeten gaan werken voor het maken van munitie.
Deze bron past goed bij het begrip 'totale oorlog' omdat het hier gaat over Belgen die moeten vluchten uit hun land naar Nederland omdat er gevochten wordt in hun steden. Een totale oorlog gaat over het feit dat de burgers betrokken worden, en aangezien de burgers moeten vluchten omdat nu ook steden worden aangevallen is er hier sprake van een totale oorlog. In deze bron is te zien hoe een stad in vlammen opgaat, wat laat zien dat er ook civiele doelwitten waren. Hiervoor vochten legers het namelijk uit op bijvoorbeeld vlaktes buiten de steden.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Voor de Eerste Wereldoorlog ontstonden er meerdere bondgenootschappen binnen Europa. Het eerste bondgenootschap heette de Triple Alliantie, en bestond uit Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, en Italië. Het tweede bondgenootschap heette Triple Entente, en bestond uit Engeland, Frankrijk en Rusland.
Deze bondgenootschappen zorgden voor spanningen omdat er sprake was van rivaliteit tussen landen uit beide bondgenootschappen. Dit zorgde voor een wapenwedloop om te voorkomen dat de ander sterker werd./ Deze bondgenootschappen zorgden voor spanningen omdat er angst ontstond doordat de Triple Alliantie ingesloten werd door het bondgenootschap van de Triple Entente