5.5 - Gedrag

5.5 - Gedrag
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

5.5 - Gedrag

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag
  • Kort herhalen
  • Uitleg BS4 reflex en reflexboog  
  • Zelfstandig werken en inzien oefen-SO
  • Uitleg BS5 Gedrag

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigen kunnen impulsen afgeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar kunnen impulsen ontstaan?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Prikkels
impulsen
zintuig
spieren
centrale zenuwstelsel
impulsen

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een prikkel komt binnen bij de zintuigen
De prikkels worden omgezet in impulsen en via de zenuwen weggestuurd
De impulsen komen aan en er is waarneming. Een beslissing wordt gemaakt.
Impulsen gaan terug naar de spieren.
De armspieren trekken samen.

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bewuste reactie
Bewuste reactie:
  • Impulsen gaan van zintuigen naar de hersenen.
  • Je wordt je bewust van de prikkel.
  • Je beslist hoe je reageert.
  • Impulsen gaan van de hersenen naar de spieren.
  • Spieren trekken samen → je reageert bewust.








Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reageren op impulsen - bewust of onbewust
 Reageren op prikkels kan via verschillende routes in het zenuwstelsel.

  • Bewuste reactie - via de hersenen
  • Onbewuste reactie - niet via de hersenen --> reflex

  • Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een prikkel.
  • Voorbeelden: terugtrekreflex, ooglidreflex, pupilreflex.







Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De terugtrekreflex

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reflex en reflexboog
Reflexboog = de weg die impulsen bij een reflex afleggen

  • Door het hete water ontstaan impulsen in zintuigcellen in de huid. 
  • Deze impulsen worden via zenuwcellen naar het ruggenmerg geleid
  • Schakelcellen in het ruggenmerg geleiden de impulsen direct door naar zenuwcellen van de armspieren. 
  • De armspieren trekken zich samen, waardoor de arm terugtrekt.

De schakelcellen geleiden ook impulsen naar je hersenen. De weg van het ruggenmerg naar de hersenen is echter langer dan de weg van het ruggenmerg naar de armspieren. Daardoor trek je eerst je hand terug en voel je pas daarna de pijn.


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een reflex
A
Gaan impulsen eerst naar je hersenen dan naar je ruggenmerg
B
Gaan impulsen eerst naar je ruggenmerg dan naar je hersenen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een reflex?
A
Je steekt je hand uit als je rechtsaf gaat.
B
Je steekt je handen uit als je valt.
C
Je steekt je hand uit als begroeting
D
Je steekt je handen uit om de bal te vangen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig werken
Bekijk je oefen-SO:
wat ging goed en waar moet je echt nog
aandacht aan besteden?

Maak daarna de opdrachten van basisstof 5:
Vraag 1 t/m 10

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen basisstof 5.5
  • Je kunt uitleggen wat gedrag is

  • Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald

  • Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gedrag
  • Alles wat mensen en dieren doen is gedrag.
    Bijv. Lachen, slapen, eten, dansen, schreeuwen enz.

  • Gedrag bestaat uit handelingen
  • Vaste handelingen na elkaar noemen we een gedragsketen.

Slide 15 - Diapositive

Gedrag is in essentie alles wat dieren en mensen doen. Of het nu dansen is, schreeuwen, eten of slapen. Dit is allemaal gedrag.

En gedrag bestaat uit verschillende handelingen. Denk aan eten, je moet het vinden, voorbereiden op eten en afruimen als je klaar bent.
Beschrijf de gedragsketen van
wat iemand doet als diegene 's ochtends opstaat

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Prikkels
Een prikkel is informatie over een verandering in je omgeving.
  • Inwendige prikkel = een prikkel die in het lichaam ontstaat
  • Uitwendige prikkel = een prikkel die van buiten het lichaam komt

Die verandering kan een reactie bij je oproepen. Deze reactie noem je de respons

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een inwendige prikkel?
A
Ik ruik een frikandelbroodje
B
Ik heb trek in een frikandelbroodje
C
Ik zie een frikandelbroodje
D
Mijn vriend praat over een frikandelbroodje

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Motivatie
Motivatie: de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

Voorbeeld: er liggen gratis frikadelbroodjes klaar die over zijn halverwege de lunchpauze.
- Je pakt een frikadelbroodje als je (nog) honger hebt
- Je pakt geen frikadelbroodje als je er al een op hebt en geen honger meer hebt

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aangeboren gedrag

  • Gedrag dat je vanaf de geboorte al hebt, heet aangeboren gedrag.
  • Vergroot de kans om te overleven

  •  Voorbeeld: reflexen (als op een prikkel altijd meteen dezelfde reactie volgt)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociaal gedrag
Sociaal gedrag is gedrag van soortgenoten naar elkaar

Mensen en dieren hebben sociaal gedrag.

Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag heet een signaal.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarden en normen

  • Waarden zijn wat we belangrijk vinden.
  • Normen zijn de regels voor ons gedrag die daarbij horen.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Interpretatie
De betekenis van het gedrag

Hond kwispelt staart (observatie)
=
Hond is blij
(interpretatie)

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of plant doet
B
Alles wat een dier of plant doet
C
Alles wat een mens of dier doet
D
Alles wat een mens, dier of plant doet

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gedrag ontstaat door prikkels.
Wat is een prikkel?
A
een verandering in je omgeving waarop je kunt reageren
B
iets wat een mens of dier doet
C
een handeling
D
een verandering van gedrag

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociaal gedrag is ...
A
gedrag tussen dieren
B
gedrag tussen mensen
C
aardig gedrag
D
gedrag tussen soortgenoten

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aangeboren gedrag is gedrag dat je zelf al kan, zonder het te moeten leren
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke beschrijving van
gedrag is FOUT ?
Gedrag...
A
Is alle waarneembare activiteiten van een dier
B
Is een reactie van een dier op een prikkel
C
Komt tot tot stand door de werking van een spier of klier
D
Komt alleen voor tussen dieren van dezelfde soort

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een norm is wat we belangrijk vinden (zoals geduld). De waarden zijn de regels voor ons gedrag die daarbij horen (zoals netjes wachten in de rij)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een interpretatie?
A
De kat heeft zijn staart omhoog met het puntje gebogen
B
De kat is vriendelijk

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld van een inwendige prikkel?
A
Pijn omdat je je teen stoot
B
Nodig moeten plassen
C
De geur van je eigen bed
D
Het zien van een stuk taart

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions