Toetsvoorbereiding

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Toetsvoorbereidng

Wat moet je nu precies leren?

Paragraaf 1.1 Fictie

Paragraaf 1.2 Lezen

Paragraaf 1.3 Woorden + de betekenis van de behandelde woorden.
Paragraaf 1.5 spelling + dicteewoorden
Paragraaf 2.5 spelling + dicteewoorden

Fictie of non-fictie?
Recept/kookboek/documentaire

Fictie of non-fictie
De film 'Spijt'

Welke vraag hoort niet bij verkennend lezen?

1. Wat is de betekenis van de moeilijke woorden?
2. Wat is de bron en wie is de schrijver?
3. Hoe is de tekst opgebouwd?
4. Wat is waarschijnlijk het onderwerp?

Noem eens een kenmerk hoe je een alinea kunt herkennen?

Welk woord is geen samenstelling?

1. Operatiekamer
2. Kinderachtig
3. Fietssleutel
4. Werktafel

De stam gebruik je bij...

De stam +- t gebruik je bij

Met een mes (verwonden) de jongen zichzelf

De dokter (verbinden) de wond meteen.

Ik (worden) er licht van in mij hoofd

Ik (willen) meehelpen aan het theaterstuk

Meneer van Dijk (begeleiden) het theaterstuk

De kok (bereiden) een heerlijke maaltijd

Na afloop (rusten) hij uit met een kopje koffie.

Ondertussen (bakken) hij aardappelen.

Mijn voetballeraar geeft altijd leuke eenvoudige trainingen.

Ik denk dan: verzin toch iets leuks

De coach zei: we gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.

Wat is het meervoud van pony?

Wat is het meervoud van drempel?

Wat is meervoud van gedachte?

Wat is meervoud van glas?