Persoonsvorm en onderwerp
1 / 11
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Wat voor soort woord is de persoonsvorm in een zin?
Slide 3 - Question ouverte
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
A
Door de vraagproef
B
Door de tijdproef
C
Door de temperatuurproef
D
Door de kleurproef
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De wielrenner valt op de grond
De wielrenner valt op de grond
Slide 5 - Question ouverte
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
(welke vraag stel je aan jezelf?)
(welke vraag stel je aan jezelf?)
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in deze zin:
De wielrenner valt op de grond
De wielrenner valt op de grond
Slide 7 - Question ouverte
pv en ow?
De bestuurder ziet niets meer door de rook
De bestuurder ziet niets meer door de rook
Slide 8 - Question ouverte
pv en ow?
De sportieve fietsers hielpen hun vriend.
De sportieve fietsers hielpen hun vriend.
Slide 9 - Question ouverte
ow?
De geschrokken bestuurder bestelde een pizza vanuit zijn auto
De geschrokken bestuurder bestelde een pizza vanuit zijn auto
A
bestuurder
B
de bestuurder
C
de geschrokken bestuurder
D
een pizza
Slide 10 - Quiz
pv en ow ?
Je kan beter niet vapen en zeker niet in een auto.
Je kan beter niet vapen en zeker niet in een auto.
A
pv: vapen
ow: auto
B
pv: kan
ow: auto
C
pv: kan
ow: beter
D
pv: kan
ow: je
