Woche 24

H4du3 Duits, Woche 24
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 160 min

Éléments de cette leçon

H4du3 Duits, Woche 24

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
de oproep
het telefoontje
de autogarage
de afrit
aangifte doen
geld opnemen
geldig
leeg
zometeen
gewond

Slide 3 - Diapositive

Diese Woche:
Montag (50 Min.)

Uitval
Freitag (100 Min.)

Beginopdracht
Herhaling grammatica Kapitel 4 (modale ww verleden tijd + stappenplan naamvallen)
Schrijfopdracht 5 afmaken
Cassandra

Slide 4 - Diapositive

Algemene tips woordjes + gramm.
Woordjes (25 punten totaal):
- leer de woordjes de goede kant op, let op spelling & hoofdletters
- 2 oefeningen vertalen, 1 oefening woorden vertalen + vanuit kader in juiste zin zetten

Grammatica (20 punten totaal):
- Modale werkwoorden: zorg ervoor dat je de rijtjes kunt opdreunen.
- Stappenplan naamvallen: leer het stappenplan uit je hoofd en pas dat per zin toe. 

Slide 5 - Diapositive

Het stappenplan
1: zie je een voorzetsel in de zin staan? 
--> nee = je moet de zin ontleden

1e naamval = onderwerp (wie/wat + pv?)
3e naamval = meewerkend voorwerp (aan/voor wie?)
4e naamval = lijdend voorwerp (wie/wat + pv + ow?)


Slide 6 - Diapositive

Het stappenplan
1: zie je een voorzetsel in de zin staan? 
--> ja = kijk bij welk rijtje het voorzetsel hoort
zaagsmen bv = 3e naamval (zu, aus, außer, gegenüber, seit, mit, entgegen,                                                                 nach, bei, von)
dofegub = 4e naamval (durch, ohne, für, entlang, gegen, um bis)
haaninvuuz = 3e of 4e naamval (hinter, an, auf, neben, in, über, unter, vor,                                                                               zwischen)
         --> 3e naamval = plaats+tijdstip // 4e naamval = beweging // geen van                        beide = 7/2-regel (auf + über = 4e naamval, rest = 3e naamval)


Slide 7 - Diapositive

Het stappenplan
2: Gaat het om een persoonlijk voornaamwoord dat je moet invullen? 
ja = deze heb je uit je hoofd geleerd.

nee = het gaat om een woord uit de der- of ein-groep. Deze heb je niet geleerd, maar staan als hulpmiddel op je toets.
Bepaal dan verder nog:
1) heb ik een woord uit de der- of ein-groep nodig?
2) welk geslacht heeft het woord? 


Slide 8 - Diapositive

Hulpmiddelen op de toets (grammatica)

Slide 9 - Diapositive

Algemene tips schrijven
Je schrijfopdracht op de toets wordt een mix van de schrijfopdrachten die je de afgelopen tijd gemaakt hebt. Checklist:
- ik weet hoe ik een brief moet beginnen & afsluiten voor een (on)bekende
- qua inhoud: denk aan dingen zoals jezelf voorstellen (incl. hobby's), iets vertellen over vakantieplannen/stage, vragen aan de lezer stellen.
- ik vervoeg haben & sein goed en zet hoofdletters waar dat moet.
- ik kan de modale werkwoorden in de verleden tijd (Grammatik H) gebruiken.
- ik kan woordjes uit de geleerde lijsten (D + I) in mijn tekst verwerken. 

Slide 10 - Diapositive

Algemene tips schrijven
- Aanhef: Liebe Marie / Lieber Jonas (met komma erachter)
- Eerste letter middenstuk klein! 
- vielen Dank für deinen Brief / Danke für deinen Brief
- Let op hoofdletters bij zelfstandige naamwoorden
- Let op interpunctie (vraagteken bij een vraag, punt als je zin klaar is)
- Afsluiting = Liebe Grüße (zonder komma erachter)
- WITREGELS!!!!
- Gebruik alleen de du-vorm en niet de Sie-vorm 
- leuk zijn = toll sein // plezier hebben = es macht Spaß / hat Spaß gemacht

Slide 11 - Diapositive

Grammatik C
In het vorige hoofdstuk heb je de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd geleerd.

Dit hoofdstuk ga je ook de verledentijdsvormen leren.

Slide 12 - Diapositive

Grammatik C
können
dürfen
mögen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 13 - Diapositive

Grammatik C
müssen
sollen
wollen
wissen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 14 - Diapositive

Grammatik C
Handig om te onthouden:
- van de stamklinker gaat de Umlaut weg (als die er in de t.t. zit). Uitzonderingen: sollen, wollen, wissen

- ich & er/sie/es hebben dezelfde uitgang, namelijk -te

Slide 15 - Diapositive

Grammatik C
An die Arbeit: 

Aufgabe 17, 18, 19 & 20 (S. 174-175)

Slide 16 - Diapositive

Grammatik H: naamvallen
Stappenplan naamvallen:
1. Staat er een voorzetsel in de zin? 
-> ja: zaagsmen bv (+3), dofegub (+4) of haaninvuuz (+3/+4)
-> nee: ontleden
2. Hoort het in te vullen woord bij de der-groep, ein-groep of is het een persoonlijk voornaamwoord?
3. Bepaal of het zelfstandig naamwoord m/v/o/mv is.
4. Haal de juiste uitgang uit de schema's op blz. 238-239.

3. 

Slide 17 - Diapositive

Grammatik H: naamvallen
An die Arbeit: 

Aufgabe 49 + 50 (S. 196-197)

Slide 18 - Diapositive

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 



Slide 19 - Diapositive

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 20 - Diapositive