Woordenschat H1 + H2 - stijlfiguren

Stijlfiguren
  • Stijlfiguren zijn manieren om een uiting zo te formuleren, dat het de tekst aantrekkelijker maakt.
  • Met stijlfiguren kun je ook een onderliggend gevoel benadrukken, zonder dat letterlijk te verwoorden.
  • Er bestaan veel verschillende stijlfiguren.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Stijlfiguren
  • Stijlfiguren zijn manieren om een uiting zo te formuleren, dat het de tekst aantrekkelijker maakt.
  • Met stijlfiguren kun je ook een onderliggend gevoel benadrukken, zonder dat letterlijk te verwoorden.
  • Er bestaan veel verschillende stijlfiguren.

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 1
herhaling,
tegenstelling,
opsomming

Slide 2 - Diapositive

Herhaling (repetitio)
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.

"Nee, nee, nee", zei moeder boos.

Slide 3 - Diapositive

Tegenstelling/antithese
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.
In het donker is geen lichtpunt.
Ik steun je door dik en dun.

Slide 4 - Diapositive

Paradox
Een paradox is een uitspraak (meestal een hele zin) waarvan de onderdelen op het eerste gezicht met elkaar in tegenspraak zijn. Iemand zegt of schrijft dus iets wat niet lijkt te kloppen. Maar als je er even over nadenkt, zit er tóch een logische of soms zelfs wijze gedachte achter. De bedoeling van de spreker of schrijver komt dus pas op het tweede gezicht naar voren.

--> vaste combinaties

Slide 5 - Diapositive

Paradox
Schrijven is schrappen.’
Als je echt alles zou schrappen wat je schrijft, houd je niets over. Bedoeld is: de tekst die je hebt geschreven, kan vaak een stuk korter en wordt ook beter als je overbodige woorden schrapt.


‘Hoe meer ik weet, hoe meer ik weet dat ik niets weet.’
Meer weten en niets weten zijn in tegenspraak met elkaar. Bedoeld is: hoe groter het ‘volume’ van je kennis wordt, hoe groter ook je ‘raakvlak’ wordt met alles wat je óók nog zou kunnen weten. Dat maakt dat je inziet dat je - hoeveel je ook leert - uiteindelijk toch ‘niets weet’ van alles wat er te weten is.


Slide 6 - Diapositive

Opsomming (enumeratio)
Opsomming van namen, feiten of andere dingen

Er zijn 4 bijzondere gevallen:
  1.  opsomming in drieën
  2. de drieslag
  3.  de climax
  4.  de omgekeerde climax

Slide 7 - Diapositive

1. Opsomming in drieën
Opsomming in drie delen (woorden, zinsdelen of zinnen)
Ik keek, ik hoorde en ik voelde.
Ik verlang naar vrijheid, vrede en geluk.

Slide 8 - Diapositive

2. Drieslag
Vaste combinatie in drieën. 
Ter land, ter zee en in de lucht
Bloed, zweet en tranen
Boter, kaas en eieren 

Slide 9 - Diapositive

3. Climax
Een steeds sterker wordende reeks.
Je bent de liefste van de hele wereld, van het universum, van de hele melkweg!

Slide 10 - Diapositive

4. de omgekeerde climax / anticlimax
Steeds zwakker wordende reeks woorden
Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.

Slide 11 - Diapositive

Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 12 - Quiz

Koning, keizer, admiraal. Ik ken ze allemaal.
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Herhaling
D
climax

Slide 13 - Quiz

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 14 - Quiz

De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.
A
Drieslag
B
Omgekeerde climax
C
Herhaling
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling

Slide 16 - Quiz

Woordenschat H2 - stijlfiguren
  • Uitleg en oefeningen H2
  • Zelfstandig werk

Slide 17 - Diapositive

Stijlfiguren
  • Stijlfiguren zijn manieren om een uiting zo te formuleren, dat het de tekst aantrekkelijker maakt.
  • Met stijlfiguren kun je ook een onderliggend gevoel benadrukken, zonder dat letterlijk te verwoorden.
  • Er bestaan veel verschillende stijlfiguren.
  • Vandaag: hyperbool, understatement, litotes, eufemisme.

Slide 18 - Diapositive

Stijlfiguren
a. De fans gingen compleet uit hun dak toen Adele het podium betrad.
b. Karlijn reageerde niet onwelwillend op ons voorstel de kosten te delen.
c. Vroeger was Frans een slanke man, nu ziet hij er weldoorvoed uit.
d. Zit je zo'n tien uur per dag op sociale media? Dat is aardig wat.

1. Wat betekenen de onderstreepte delen?
2. Wat vind je bijzonder aan deze formuleringen?
3. Waarom zou de schrijver voor deze formulering kiezen?
timer
3:00

Slide 19 - Diapositive

Stijlfiguren
a. De fans gingen compleet uit hun dak toen Adele het podium betrad.
b. Karlijn reageerde niet onwelwillend op ons voorstel de kosten te delen.
c. Vroeger was Frans een slanke man, nu ziet hij er weldoorvoed uit.
d. Zit je zo'n tien uur per dag op sociale media? Dat is aardig wat.


1. Wat betekenen de onderstreepte delen?

Slide 20 - Diapositive

Stijlfiguren
a. De fans gingen compleet uit hun dak toen Adele het podium betrad.

De schrijver wil het enthousiasme van de fans benadrukken.

Stijlfiguur: hyperbool (= overdrijving)

Slide 21 - Diapositive

Stijlfiguren
b. Karlijn reageerde niet onwelwillend op ons voorstel de kosten te delen.

De schrijver wil benadrukken dat de positieve reactie niet verwacht was.

Stijlfiguur: litotes (= ontkenning van het tegenovergestelde)

Slide 22 - Diapositive

Stijlfiguren
c. Vroeger was Frans een slanke man, nu ziet hij er weldoorvoed uit.

De schrijver wil de uiting verzachten (het woord 'dik' niet gebruiken).

Stijlfiguur: eufemisme (= zachtere woorden gebruiken om boodschap minder hard over laten komen)

Slide 23 - Diapositive

Stijlfiguren
d. Zit je zo'n tien uur per dag op sociale media? Dat is aardig wat.

De schrijver wil de hoeveelheid benadrukken, door het kleiner voor te stellen dan het is.

Stijlfiguur: understatement (= minder groot, mooi, enz. beschrijven dan je bedoelt; ironie)

Slide 24 - Diapositive

Stijlfiguren
  • hyperbool = overdrijving
  • understatement = minder groot, mooi, enz. beschrijven dan je bedoelt
  • litotes = ontkenning van het tegenovergestelde
  • eufemisme = zachtere woorden gebruiken om boodschap minder hard over laten komen

Slide 25 - Diapositive

De familie Meiland heeft een leuk optrekje in Hengelo gekocht.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 26 - Quiz

"Waar bleef je nou, ik stond al eeuwen op je te wachten!"
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 27 - Quiz

Dat deze man binnenkort weer in de gevangenis belandt, lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 28 - Quiz

"Kunnen we zo een sanitaire stop maken? Ik moet even iets wegbrengen."
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 29 - Quiz

De jackpot staat op elf miljoen euro. Da's een mooi zakcentje!
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 30 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Opdracht 2 van Woordenschat H2
Hoe? Lesboek en antwoorden in schrift
Tijd? 20 minuten
Hulp? Zachtjes overleggen
Klaar? Maken opdracht 5 van Woordenschat H2

Slide 31 - Diapositive

Woordenschat - stijlfiguren
H1 woordenschat: theorie bestuderen, opdracht 1 en 2 en 5 afmaken.
H2 woordenschat: theorie bestuderen + maken opdracht 1, 2 en 5.

Slide 32 - Diapositive