Tips bij een schrijfopdracht

Oefenen voor een schrijfopdracht
  • klimen of klimmen? 
  • loopen of lopen?
  • nevenschikkende voegwoorden (de structuur van de zinnen blijft gelijk)
  • onderschikkende voegwoorden (met inversie)
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefenen voor een schrijfopdracht
  • klimen of klimmen? 
  • loopen of lopen?
  • nevenschikkende voegwoorden (de structuur van de zinnen blijft gelijk)
  • onderschikkende voegwoorden (met inversie)

Slide 1 - Diapositive

Wat doet zij?

A
Zij is aan het klimen.
B
Zij is aan het klimmen.

Slide 2 - Quiz

Wat doen zij?

A
Zij lopen door het bos.
B
Zij loppen door het bos.

Slide 3 - Quiz

Wat is dit kind aan het doen?
A
Hij is aan het slappen.
B
Hij is aan het slapen.

Slide 4 - Quiz

Wat is hij aan het doen?
A
Hij is aan het zwemen.
B
Hij is aan het zwemmen.

Slide 5 - Quiz

Wat is een voegwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Nevenschikkende voegwoorden
Een nevenschikkend voegwoord plakt twee woorden, zinnen of bijzinnen aan elkaar. Er zijn er vijf: en, maar, of, dus en want. Een voorbeeld van een zin met een nevenschikkend voegwoord is:

 ‘Ik ga winkelen want ik heb een nieuwe broek nodig’.

Slide 7 - Diapositive

Nevenschikkende voegwoorden
en, maar, of, dus, want
Voorbeelden:
1. Ik klim in de boom en ik draag een helm.
2. Ik moet naar bed maar ik heb nog geen zin om naar bed te gaan.
3. Wij kunnen vandaag gaan of we gaan morgen.
4. Ik maak altijd mijn huiswerk dus ik krijg vast een goed cijfer.
5. Ik krijg misschien een boete want ik appte tijdens het fietsen.























ste door r


Slide 8 - Diapositive

Onderschikkende voegwoorden
Een onderschikkende voegwoord verbindt een hoofdzin (belangrijkste zin) met een bijzin
(minder belangrijke zin).
De onderschikkende voegwoorden kun je niet uit je hoofd leren, omdat er heel veel van zijn.

Onderschikkende voegwoorden
wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat,, tenzij, hoewel, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…


Slide 9 - Diapositive

onderschikkende voegwoorden
Let op: Bij onderschikkende voegwoorden krijg je inversie.
Inversie betekent: omkering.
vb. 1. Fanny levert zijn twee telefoons in. Hij wil geen problemen.
Fanny levert zijn twee telefoons in, omdat hij geen problemen wil.
2. Omdat hij geen problemen wil, levert hij zijn twee telefoons in.

Slide 10 - Diapositive

Schrijf in je schrift:
  •  Drie zinnen met een nevenschikkend voegwoord.
(en, of, want, maar, dus)
bv. Ik ben klaar, dus ik lever mijn werk in.
  • Drie zinnen met een onderschikkend voegwoord.(omdat, voordat, nadat, terwijl, waardoor, zodat etc.) bv. Ik vertrok te laat van huis, waardoor ik de bus miste.

Slide 11 - Diapositive