Proeftoets taal en grammatica

Proeftoets taal en grammatica
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Proeftoets taal en grammatica

Slide 1 - Diapositive

Wanneer heb je meer ruimte nodig?
A
In een schriftsysteem met karakters
B
In een schriftsysteem met het alfabet

Slide 2 - Quiz

Kies de juiste volgorde van het ontstaan van ons alfabet.
A
lettergreepschrift – woordtekens – medeklinkers – klinkers – alfabet
B
woordtekens – lettergreepschrift – klinkers – medeklinkers – alfabet
C
woordtekens – lettergreepschrift – medeklinkers – klinkers – alfabet
D
woordtekens – medeklinkers – lettergreepschrift – klinkers – alfabet

Slide 3 - Quiz

Maak de vergelijkingen compleet door een passend woord in te vullen.

zo ... als een kwartel
A
kwik
B
fris
C
doof
D
goed

Slide 4 - Quiz

Maak de vergelijkingen compleet door een passend woord in te vullen.
zo ... als een ezel
A
dom
B
koppig
C
traag
D
sterk

Slide 5 - Quiz

Maak de vergelijkingen compleet door een passend woord in te vullen.
Zo ... als een pauw
A
trots
B
mooi
C
fijn
D
lelijk

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Heb je de sojabonen kunnen vinden bij de supermarkt?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?

Carlo zette de tv in de slaapkamer aan op de zachtste stand.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?

De zon verkleurde mijn nieuwe T-shirt van rood naar oranje.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het gekleurde zinsdeel?
Dewi monteerde een hanglamp aan het plafond.
A
Als ‘aan’ voor het meewerkend voorwerp staat kun je het altijd weglaten.
B
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
C
Het meewerkend voorwerp is het antwoord op de vraag ‘Wie (of wat) + pv?’
D
Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden als ‘beloven’ en ‘overhandigen’.

Slide 10 - Quiz

Dewi monteerde een hanglamp aan het plafond.
aan het plafond =
A
ow
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 11 - Quiz

Nishan kon mij het verhaal niet navertellen.
mij =
A
ow
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 12 - Quiz

Met oud en nieuw wordt vaak vuurwerk afgestoken.
vuurwerk =
A
ow
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 13 - Quiz

Noteer van de zinnen 1 en 2 alle bezittelijke voornaamwoorden.

1 Het heeft ons veel moeite gekost om onze slaapkamer te behangen.
2 Hebben jullie zijn nieuwe video al gezien?



Slide 14 - Question ouverte

Welke drie dingen geeft een voorzetsel vaak aan?

Slide 15 - Question ouverte

Noteer van de zinnen a tot en met d alle bijwoorden.

a Gisteren was het buitenzwembad nog niet geopend.
b Wanneer kunnen we eventueel naar het strand gaan?

Slide 16 - Question ouverte

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
erlangs – over – tegen
A
erlangs
B
over
C
tegen

Slide 17 - Quiz

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
wanneer – waarmee – welke
A
wanneer
B
waarmee
C
welke

Slide 18 - Quiz

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
kopen – mogen – zullen
A
kopen
B
mogen
C
zullen

Slide 19 - Quiz

Succes met leren!
Alles over taal leren
zinsdelen
woordbenoemen

Slide 20 - Diapositive