Examentraining €conomie

Examentraining €conomie
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Examentraining €conomie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bruto winst en Nettoresultaat
Omzet                        (Afzet x verkoopprijs)
Inkoopwaarde –    (Afzet x inkoopprijs)
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettoresultaat

Leer dit uit je hoofd!!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Consumentenprijs
Van Inkoopprjis naar consumentenprijs

inkoopprijs                                            € .........
Brutowinstopslag                              € .............        +
Verkoopprijs excl btw                      €................                 100 %
BTW                                                          €...............        +        9 of 21 %
Consumentenprijs                             €................                109 of 121 %

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeldsom

De consumentenprijs van een jas is € 159,95. De btw is 21%.

Bereken de verkoopprijs.



Tip
€ 159,95 = 121%

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeldsom

De consumentenprijs van een jas is € 159,95. De btw is 21%.

Bereken de verkoopprijs.



Verkoopprijs = € 159,95 : 121 x 100 = € 132,19



Tip
€ 159,95 = 121%

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Brutowinstopslag



     Consumentenprijs



Inkoopprijs     = 100%

BW-opslag       =   65% 

                               -------- +

Verkoopprijs  = 165%

                           


Verkoopprijs   = 100%    

BTW                   =   21% 

                               -------- +

Cons.prijs         = 121%

Let op:
65% en 21% mag je niet bij elkaar optellen!!! 
Dit moet dus in twee stappen.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Marktvormen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedrijfsvormen
tegenovergesteld
hoort bij elkaar

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren (KANO)
Om te produceren heb je de volgende productiefactoren nodig:
Productiefactor
Beloning
Voorbeeld
Kapitaal
Rente, huur
Het verhuren van een gebouw
Arbeid
Loon
Je werkt
Natuur
Pacht
Je leent grond uit
Ondernemerschap
Winst
Een bedrijf maakt winst.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit:

  • Is de productie per werknemer per tijdseenheid (bv per uur of per dag). 

Arbeidsproductiviteit omhoog:
  • Betere scholing
  • Automatisering/mechanisering
  • Betere arbeidsomstandigheden
  • Prestatieloon
Deeltijd en voltijd
Arbeidsproductiviteit

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

arbeidsproductiviteit

  • arbeidsproductiviteit
  • productie per persoon in een bepaalde tijd   (dus hoeveel produceert één werknemer)
  • - om zoveel mogelijk winst te behalen, wil je een zo'n hoog mogelijke arbeidsproductiviteit

  • arbeidsproductiviteit verhogen door:
  • technologische ontwikkeling, zoals automatisering en mechanisering
  • betere arbeidsverdeling (wie doet wat, specialisatie)
  • scholing
  • prestatiebeloning (bonus)

  • arbeidsproductiviteit = totale productie per periode : aantal werkenden

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.

De productiecapaciteit wordt bepaald door:
  1. het aantal mensen dat bij het bedrijf werkt.
  2. het aantal uren dat zij werken.
  3. de machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt.


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lorenzcurve
Wat kun je ermee?

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Buik Lorenzcurve
Hoe groter de buik bij de Lorenzcurve, hoe schever de inkomensverdeling is.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

REKENEN MET PROCENTEN
Zie ook de andere LessonUp -->

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Evenwicht & verschuiven Vraag- en Aanbodlijn

Evenwichtsprijs
prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn

Evenwichtshoeveelheid
aantal producten dat wordt aangeboden
bij de evenwichtsprijs


omzet = afzet x prijs

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschuiven vraag
Als bijvoorbeeld het inkomen stijgt, willen consumenten meer kopen. Hierdoor verschuift de vraaglijn naar rechts. De vraag wordt dan groter dan het aanbod, en de prijs gaat omhoog.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschuiving aanbodlijn naar links of rechts
Naar rechts (= bij elke prijs meer aanbod) Bijvoorbeeld doordat de kostprijs van een fiets daalt (oftewel het wordt goedkoper om een fiets te produceren). Nu kan een fietsenfabriek er dus meer winst mee maken (voor dezelfde verkoopprijzen) en gaan ze meer aanbieden.
Naar links (= bij elke prijs minder aanbod) Bijvoorbeeld doordat er oorlog is in Oekraïne wordt er minder gas vanuit Rusland aangeboden. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een nieuw evenwicht
Als er meer aanbod komt, verschuift 
de aanbodlijn naar rechts.
Er ontstaat een nieuwe evenwichtsprijs 
(€ 1,40) 
en een nieuwe evenwichtshoeveelheid
 (6.000 stuks).

De omzet op de markt wordt
  6.000 x € 1,40 = € 8.400.

Bij elke verandering van de vraag en/of het aanbod, ontstaat een nieuw evenwicht.



Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Wat is indexcijfer van 2015 en 2016?

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kredietkosten
Hoe bereken je de kredietkosten:
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening = kredietkosten

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Enkelvoudige rente (spaardeposito)
                                                                     (Of € 480 : 100 x 3) x 1 
                                                                     (Of € 480 : 100 x 3) x 3
                                                                     (Of € 480 : 100 x 3) : 12

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

samengestelde rente (spaarrekening)

De groeifactor berekenen bij samengestelde rente




Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samengestelde rente
Samengestelde rente
Samengestelde rente

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belastingstelsel
Belastingstelsel = Alle belastingen bij elkaar inclusief alle regels die daarbij horen.

Er zijn drie soorten belastingstelsels:
  1. Proportioneel
  2. Degressief
  3. Progressief

Slide 25 - Diapositive

Leg uit wat het begrip belastingstelsel inhoudt. Met alle belastingen bij elkaar/regels wordt o.a. bedoeld loonbelastingen, inkomstenbelasting, BTW etc. Wat net is besproken. 

Benoem alvast dat er drie verschillende belastingstelsel zijn en dat ze hierna apart worden toegelicht.
Progressieve belastingstelsel
De loonbelasting in Nederland is volgens het progressieve belastingstelsel.

Progressieve belastingstelsel= hoe meer je verdient, hoe meer je PROCENTUEEL gezien belasting moet betalen.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

progressief belastingstelsel
blz. 175
progressief belastingstelsel
mensen met een hoger inkomen betalen in verhouding meer belasting

proportioneel belastingstelsel
iedereen betaalt een even hoog percentage belasting

Vraag 1, 2 en 5 maken
(vraag 4 slaan we over)





Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BOX 1

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

STAP 1: Box 1 (formule belastbaar inkomen)
  1.  Inkomsten (loon)                                          €
  2.  Eigenwoning forfait                                    €                                       +
  3.  Bijtelling auto van de zaak                       €                                       +
  4.  Betaalde Hypotheekrente                        €                                       -
  5.  Andere aftrekposten                                   €                                       -
  6.  Belastbaar inkomen                                    €

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Stap 2 Schijvenstelsel box 1

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 3 Heffingskortingen
Dan heb je box 1 en 3 uitgerekend.......
Komen de heffingskortingen nog: 
arbeidskorting en algemene heffingskorting

Die mag je er, helemaal aan het eind, gewoon van afhalen. 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

BOX 3  Belasting over je vermogen

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belasting Box 3

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden
Box 1
Box 3

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nivellering
  • Het verkleinen van inkomensverschillen noemen we nivellering.



  Denivellering
  • Het vergroten van inkomensverschillen noemen we denivellering.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nivelleren en denivelleren
Nivelleren, inkomens komen dichter bij elkaar te liggen. 

Denivelleren, verschil in inkomen wordt steeds groter. 

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fomule import/export quote
totale export waarde : nationaal inkomen x 100 = export quote

 totale import waarde : nationaal inkomen x 100 = import quote

 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelsel van                    sociale zekerheid

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De Marketingmix: de 6 p's
De marketingmix
  • Plaats
  • Prijs
  • Product
  • Promotie
  • Presentatie
  • Personeel

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Protectiemaatregelen

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippen Economie-examen
Let op: dit zijn niet alle begrippen 
die je moet kennen!!!
Zie ook de andere LessonUp -->

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions