voortplantingsstelsel

Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de vagina
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
Voeding-verzorgingSecundair onderwijs

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de vagina

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat sperma?
A
uit zaadcellen
B
uit zaadvocht
C
uit zaadcellen en zaadvocht
D
uit zaadcellen en urine

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een erectie ontstaat doordat
A
Zaadcellen zich verzamelen in de urinebuis
B
Bloed zich verzamelt in de zwellichamen
C
Zaadcellen zich verzamelen in de zwellichamen
D
Bloed zich verzamelt in de urinebuis

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
Endeldarm
B
Spermakanaal
C
Urinebuis
D
Urineleider

Slide 4 - Quiz

Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
Primaire geslachtskenmerken zijn kenmerken die onder invloed van hormonen tot ontwikkeling komen.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke primaire geslachtskenmerken zijn er enkel van de vrouw?
A
vagina en clitoris
B
clitoris en penis
C
vagina en balzak
D
clitoris en balzak

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is nummer 1?

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is nummer 1?
A
eitrechter
B
eileider
C
eierstok
D
baarmoeder

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is nummer 5?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is nummer 5?
A
vagina
B
eileider
C
baarmoederhals
D
eierstok

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
Bijbal
B
Blaas
C
Prostaat
D
Teelbal

Slide 11 - Quiz

Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
Waar in het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt bevruchting plaats?
A
in een eileider
B
in de baarmoeder
C
in de vagina
D
in een eierstok

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier delen van het voortplantingsstelsel van een man zijn: de eikel, de urinebuis, de zaadleider en het zwellichaam.

Welk van deze delen kan zowel urine als sperma vervoeren?

A
eikel
B
urinebuis
C
zaadleider
D
zwellichaam

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke volgorde gaat een zaadcel door het mannelijke voortplantingsstelsel bij een zaadlozing?
Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
1
2
3
4
5
Urinebuis
Prostaat
Zaadleider
Bijbal 
Teelbal 

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hiernaast zie je een schematische afbeelding van het geslachtsorgaan van een man. 
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.
Zaadleider
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Bijbal
teelbal
Urinebuis

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

aanmaken van zaadcellen
gevoelig voor prikkels
kunnen zich vullen met bloed
tijdelijk opslaan van zaadcellen
vervoeren zaadcellen
voegen vocht toe aan de zaadcellen (twee organen)
Elk orgaan van het mannelijk voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.

Kies bij elke taak het juiste orgaan.
prostaat
bijbal
eikel
zaadblaasje
teelbal
zwellichaam
zaadleider

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is een ander woord voor eisprong
A
Orgasme
B
Organisme
C
Ovulatie
D
Innesteling

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het vrijkomen van een rijpe eicel uit de eierstokken heet?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vanaf dat een vrouw ongesteld wordt, tot de dag wanneer haar nieuwe menstruatie begint noemen we een menstruatiecyclus.

Hoe lang duurt een menstruatiecyclus gemiddeld?
A
31 dagen
B
28 dagen
C
25 dagen
D
14 dagen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon wordt gemaakt door het gelelichaam?
A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de eierstokken liggen de onrijpe eicellen in blaasjes. Deze blaasjes heten?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel uur kan een eicel nog leven in de eileider na de eisprong?
A
1-2 uur
B
6-9 uur
C
12-24 uur
D
24-48 uur

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vaak wordt een meisje ongeveer ongesteld?
A
Een keer per jaar
B
Een keer per half jaar
C
Een keer in de vier weken
D
Een keer in de 10 weken

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met het baarmoederslijmvlies als er een eicel begint te rijpen?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met de eicel als er geen bevruchting plaatsvindt?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions