4.2 Spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

4.2 Spelling

Lesdoelen:

je kunt werkwoorden vervoegen;

je kunt de ik-vorm spellen;

je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.

werkwoorden

Werkwoorden vervoegen

aanpassen van het ww ten behoeve van de zin.

Tegenwoordige of verleden tijd.

Enkelvoud of meervoud.

Bijvoorbeeld

Pieter bakt een taart. (ev+tt)

Pieter bakte een taart. (ev+vt)

Pieter en Truus bakken een taart. (mv+tt)

Pieter en Truus bakten een taart. (mv+tt)

De ik-vorm

Dat is meestal het hele ww zonder -en.

De ik-vorm eindigt nooit op een v of een z. (F of S)

Geen dubbele medeklinker, wel dubbele klinker
(lopen - loop, bakken - bak)

Persoonsvorm in de t.t.

Bij enkelvoud ik-vorm of ik-vorm+t
(Ik word gek, zij wordt gek)

Bij meervoud het hele werkwoord
(wij worden gek, jullie worden gek)

Noteer de ik-vorm van het werkwoord 'leven'.

Noteer de ik-vorm van het werkwoord 'koppen'.

Noteer de juiste vorm.
Hij ....... heel hard (werken)

Noteer de juiste vorm.
........ jij heel hard? (werken)

Aan de slag

Maken + nakijken                 4.2 B,C & D