Artikel schrijven EC

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Werkwoordspelling
Hoe schrijf je een artikel?
Een artikel schrijven
Starttaal instaptoets afmaken

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

1 persoon per tweetal gaat op zijn telefoon of laptop naar lessonupp.app
voer de code in (linksonder op dit scherm)

Slide 4 - Diapositive

timer
3:00
Een groep studenten gaan demonstreren in Den Haag.
Hun zijn gister vertrokken naar amsterdam.
Is dit jou mobiele telefoon?
De bediening verteld graag wat de soep van de dag is.
Ik heb me boeken echt op tijd bestelt.

Slide 5 - Carte mentale

r

Slide 6 - Diapositive

SCHEMA WERKWOORDSPELLING

Slide 7 - Diapositive

Hij (bestellen) kattenvoer (tt)

Slide 8 - Question ouverte


Er (woeden) een brand in de manege (vt)

Slide 9 - Question ouverte

Wij zijn naar Brussel (reizen)

Slide 10 - Question ouverte

Ted (branden) zich aan de hete kachel

Slide 11 - Question ouverte

Ik (vinden) een koala het mooiste dier (tt)

Slide 12 - Question ouverte

De cheeta's (verhuizen) naar een groter verblijf (vt)

Slide 13 - Question ouverte

De kok (braden) het vlees aan beide kanten (tt)

Slide 14 - Question ouverte

De verzorgers (juichen) toen het olifantenjong werd geboren (vt)

Slide 15 - Question ouverte

Instructie: opbouw van het artikel

KOP: geeft kort en krachtig weer wat er aan de hand is - lidwoorden en persoonsvormen worden weggelaten. Een goede kop maakt nieuwsgierig naar de inhoud.
BRON: Waar komt het artikel vandaan? Plaats en datum?
LEADER / INLEIDING: Vetgedrukte beginalinea die het onderwerp kort beschrijft, maar zo dat je graag door wilt lezen.
TUSSENKOPJES: In één of twee woorden het belangrijkste begrip waar de alinea over gaat. Door alleen de kop en de tussenkopjes te lezen, krijg je de belangrijkste inhoud mee: 'koppensnellen' noem je die manier van lezen. Je structureert de tekst.
ALINEA'S: Elke alinea vertelt één stukje van het verhaal.
SLOT: In de laatste alinea staat de conclusie en wordt het verhaal afgesloten.

Slide 16 - Diapositive

Het belangrijkste staat bovenaan
Hoe verder je leest, hoe minder belangrijk het is.

De kern van je nieuwsfeit komt dus eerst, daarna in volgorde van belangrijkheid de rest

Slide 17 - Diapositive

Stel, er is op de provinciale weg tussen twee dorpen een auto in de slip geraakt en op zijn kop beland in de sloot. De bestuurder bleek klem te zitten en moest met behulp van de brandweer bevrijd worden. Gelukkig heeft hij er alleen een paar schaafwonden aan overgehouden en de oorzaak van de slip was een nat wegdek, gecombineerd met banden waarop nauwelijks profiel zat.

Slide 18 - Diapositive

Het belangrijkste is hier dat de man klem zat en bevrijd moest worden. Dat hij schaafwonden had is minder belangrijk.

Slide 19 - Diapositive

Bedenk dus eerst wat wil je gaan schrijven? Wat is het belangrijkste? Wat ga je wanneer vertellen.
Dan schrijf je de lead. 
Maak je alineaindeling
Schrijf je tekst
Schrijf de lead (wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe)
Bedenk een titel

Slide 20 - Diapositive

K
Bedenk de kopjes

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

'Je kent het wel..'
'Je hebt er vast weleens van gehoord'

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive