2.1: feesten en gewoontes

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 2

Dinsdag 20 mei 

2.1: feesten en gewoontes

Kleding kopen in een winkel + 

Programma vandaag 

-Nederlandse feesten

- Dictee blauwe woorden 2.1 

-uitspraak woorden 2.1

-iets kopen in een winkel

Welke feesten worden er in Nederland gevierd? daarna: opdracht 1.

Wie is dit?

Welke feest is dit?

Waar komt het woord 'cadeau' vandaan?

1. Het komt uit het Engels
2. Het komt uit het Frans
3. Het is een oud Nederlands woord
4. Weet ik niet

Welk feest is dit?

Wat is dit?
de............
.

Sneeuw

ijs

Wat is het ........tussen sneeuw en ijs?

Welk woord is weg?
'Wat is het ......tussen sneeuw en ijs?

Welk woord is weg?
Niet alle mensen zijn goed, maar de .....
mensen zijn wel goed.

meest(e)

• het grootste aantal
• veel - meer - meest(e)
• Zin: Ik heb veel geld. (100 euro) Mijn collega heeft meer geld (1000 euro), maar de directeur heeft het meeste geld! (10.000 euro)

Welk woord is weg?
Het is zondag vandaag, jullie..........niet naar school.

Wat is dit?
de.............

Wat is dit?
het........

Welk woord is weg?
Ik draag een rood t-shirt en zij draagt een rood t-shirt. Wij dragen.................

Uitspraak

Lees hardop in duo's:

-2 stukjes tekst over feesten.

Uitspraak blauwe woorden

-lettergreep

-klemtoon

Waar ligt de klemtoon? 

-maak opdracht 6 

-daarna: samen bespreken 

Kennis Nederlandse feestdagen

- je hebt thuis de tekst van 2.1 gelezen.

-maak nu de quiz,

Schrijven: gatentekst

Maak nu in duo's de volgende opdracht. 

Spreken: iets kopen in een winkel 

voorbereiding voor 4.3 + herhaling vergrotende trap

Iets kopen in een winkel 

Handout 

Binnenkring + buitenkring

• ronde 1
• ronde 2
• ronde 3

Rollenspel

1 iemand is de verkoper

1 is de klant

Zeg nu alle zinnen! 

Ik vat de les samen

-je kent nu de woorden van 2.1

-je kent de Nederlandse feestdagen

-je kunt kleren kopen in een winkel

De koning

Pasen

Paas eieren eten

Sneeuw

ijs

Verschil sneeuw en ijs

Evaluatie

• schrijf op je briefje:
• Ik heb vandaag.......geleerd.
• wie/wat--werkwoord--tijd--werkwoord! 

Bedankt, ook namens Sinterklaas!