4.4 Hoe maak je winst? - editie 7

4. Wat levert productie op?
4.2 Wat levert het op?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4. Wat levert productie op?
4.2 Wat levert het op?

Slide 1 - Diapositive

4.4 Hoe maak je winst?
  • Ik kan uitleggen wat een ondernemer is.
  • Ik kan  productie onderverdelen in arbeidsintensief en kapitaalintensief.
  • Ik kan aan de hand van opbrengsten en kosten de winst/ het verlies uitrekenen.

Slide 2 - Diapositive

Heeft iemand in jouw gezin een eigen bedrijf?
ja
nee

Slide 3 - Sondage

Ik weet nu reeds wat ik deze maand zal verdienen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Mijn buurman heeft een restaurant. Hij weet nu al wat hij volgende maand zal verdienen.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

4.4 Hoe maak je winst
Ondernemer
Een ondernemer haalt zijn inkomen uit een eigen bedrijf.
  • Inkomen is onzeker.

Slide 6 - Diapositive

Welke 2 productiefactoren
waren er naast natuur?

Slide 7 - Carte mentale

Welke productiefactor is op een school het belangrijkst?
A
arbeid
B
kapitaalgoederen

Slide 8 - Quiz

Welke productiefactor is in een autofabriek het belangrijkst?
A
arbeid
B
kapitaalgoederen

Slide 9 - Quiz

4.4 Hoe maak je winst
Ondernemer
Een ondernemer haalt zijn inkomen uit een eigen bedrijf.
  • Inkomen is onzeker.
  • Arbeidsintensief bedrijf: meer mensen dan machines
  • Kapitaalsintensief bedrijf: meer machines dan mensen

Slide 10 - Diapositive

Een bedrijf met veel machines is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 11 - Quiz

Een kapper is een voorbeeld van een arbeidsintensief beroep
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

4.4 Hoe maak je winst?
Oefeningen
p. 128 en volgende
  • 1 - 6
timer
7:00

Slide 13 - Diapositive

Ik verkoop 255 ijsjes op het strand.
Eén ijsje kost € 1,50.
Hoeveel heb ik verdiend?

Slide 14 - Question ouverte

Ik heb € 750 verdiend met de verkoop van milkshakes. Eén milkshake kost € 5.
Hoeveel milkshakes heb ik verkocht?

Slide 15 - Question ouverte

Ik heb € 420 verdiend met de verkoop van pannenkoeken. Ik verkocht er 168.
Wat was de verkoopprijs van de pannenkoeken?

Slide 16 - Question ouverte

4.4 Hoe maak je winst?
Omzet
  • De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.
  • De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW.
  • De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.

afzet x verkoopprijs = omzet

2000 hamburgers x € 5,00 per hamburger = € 10.000 opbrengst

Slide 17 - Diapositive

4.4 Hoe maak je winst?
Oefeningen
p. 131 en volgende
  • 7 - 11
timer
7:00

Slide 18 - Diapositive

Je hebt voor €723,- oliebollen gekocht.
Je hebt ze verkocht voor € 1519,-
Hoe groot is je winst/verlies?

Slide 19 - Question ouverte

Je hebt voor €3014,- T-shirts verkocht.
Je hebt ze gekocht voor € 3129,-
Hoe groot is je winst/verlies?

Slide 20 - Question ouverte

Je hebt voor €213,- wafels verkocht.
Je hebt ze gekocht voor € 210,-
Hoe groot is je winst/verlies?

Slide 21 - Question ouverte

4.4 Hoe maak je winst?
Ondernemer
Een ondernemer wil winst maken.
  • Winst = omzet - kosten
  • Wanneer de kosten groter zijn dan de opbrengsten, maak je verlies.

Slide 22 - Diapositive

4.4 Hoe maak je winst?
  • Ik kan uitleggen wat een ondernemer is.
  • Ik kan  productie onderverdelen in arbeidsintensief en kapitaalintensief.
  • Ik kan aan de hand van opbrengsten en kosten de winst/ het verlies uitrekenen.

Slide 23 - Diapositive