Boekpresentatie en afronding grammatica ws

Boekpresentatie en afronding grammatica ws
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Boekpresentatie en afronding grammatica ws

Slide 1 - Diapositive

Welkom th1a!
Ga lekker zitten en pak: 
 - je leesboek 
 
Je laptop blijft nog in je tas tot na het lezen. 











maandag 30 september 2024
maandag 19 mei 2025

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen boekpresentatie

  1. Je laat zien dat jij het verhaal begrepen hebt.
  2. Je laat zien dat jij het verhaal kunt interpreteren (je koppelt het verhaal aan de wereld om je heen).
  3. Je laat zien dat jij een verhaal kunt beoordelen (Wat vind je ervan? Leg uit waarom je dat vindt).
  4. Je laat zien dat jij met gegronde redenen een boek kunt aanraden of afraden aan klasgenoten.

Planning van deze les:

  • lezen in je leesboek - 10 minuten;
  • boekpresentatie geven aan een klein groepje klasgenoten.

Slide 3 - Diapositive

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.

Na afloop kun je een vraag krijgen over wat je gelezen hebt. 
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Samen aan de slag
WAT?           presenteer je gelezen boek aan je groepje. 
HOE             laat daarbij je boekpresentatie op je laptop zien.
HULP          schema met inhoudspunten boekpresentatie
TIJD            max. 5 minuten voor je presentatie en max. 3 minuten voor                                       feedback van je groepje.  
                     Als de timer gaat, gaat de volgende presenteren.


   



timer
1:30

Slide 5 - Diapositive

Evaluatie
Leerdoelen:
  • Met een boekpresentatie heb je aan je klasgenoten laten zien dat je het verhaal hebt begrepen en dat je het kunt interpreteren. Je hebt ook laten zien dat het verhal kunt beoordelen met een een gegronde reden kunt aanraden of afraden aan je klasgenoten.

Volgende les donderdag 15 mei:
  • We gaan §7 Voorzetsels herhalen. Het s.o. is verplaatst naar maandag 2 juni.
     
 

Slide 6 - Diapositive

Welkom th1a!
Ga lekker zitten en pak: 
 - je laptop - deze blijft nog dicht
 - je leesboek 
 












maandag 30 september 2024
woensdag 21 mei 2025

Slide 7 - Diapositive

Welke van de twee is duidelijker?

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen, aan het einde van deze les: 

  1. Je kunt werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels herkennen.

maandag 2 juni s.o. grammatica WS
Planning van deze les:

  • Herhaling theorie grammatica woordsoorten met quiz.
  • Opdrachten maken.

Slide 9 - Diapositive

Welk woordsoort mist in deze poster?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bepaald lidwoord
D
werkwoord

Slide 10 - Quiz

Wat doet een bijvoeglijk naamwoord?
A
Geeft een werkwoord aan.
B
Geeft een plaats aan.
C
Geeft een eigenschap aan een zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Quiz

Welke zin bevat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Hij loopt snel.
B
De grote hond blaft.
C
Het groene boek is interessant.
D
Zij eet een appel.

Slide 12 - Quiz

Welke van de volgende woorden is stoffelijk?
A
Snel
B
Mooi
C
Vriendelijk
D
Nylon

Slide 13 - Quiz

Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Een zelfstandig naamwoord voor een persoon.
B
Een bijvoeglijk naamwoord dat materiaal aanduidt.
C
Een werkwoord dat een actie beschrijft.
D
Een bijvoeglijk naamwoord voor een plaats.

Slide 14 - Quiz

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord kun je ook achter een zelfstandig naamwoord zetten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met -e)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

§5 Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Bijvoeglijk naamwoord = een woord waarmee je iets kunt zeggen over een zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: de grote beker, de rode auto , de nieuwe wereldkampioen, de houten stoel

Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?
  1. Het kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Voorbeeld: Mijn blauwe fiets. / Mijn fiets is blauw. Blauw zegt iets over het zelfstandig naamwoord fiets.
  2. Het heeft vaak een korte vorm (zonder -e)  en een lange vorm (met -e)een goed begin, de goede afloop.
  3. Meestal kun je de trappen van vergelijking gebruiken: schoon- schoner- schoonst.

Slide 17 - Diapositive



Sommige bijvoeglijke namen geven aan van welk materiaal iets gemaakt is. Die noemen we daarom stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden.
Voorbeelden: het houten speelgoed, het tinnen soldaatje, de gouden ring, het plastic lepeltje.

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op –en.
Als het om kunststoffen gaat (bijv. het plastic lepeltje, de nylon panty of de polyester laarzen), komt er geen –en bij.

Drie verschillen tussen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

  1. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm (koperen, zilveren, denim)
  2. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft geen trappen van vergelijking.
  3. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord, niet erachter.


Slide 18 - Diapositive

Is 'het' een onbepaald lidwoord?
A
Ja, 'het' is een onbepaald lidwoord.
B
Nee, 'het' is een bepaald lidwoord.

Slide 19 - Quiz

Is 'de' een lidwoord?
A
Nee, 'de' is geen lidwoord.
B
Ja, 'de' is een bepaald lidwoord.

Slide 20 - Quiz

Wel of geen lidwoord?

Het regent al weken niet.
A
wel
B
niet

Slide 21 - Quiz

Wat is het onbepaalde lidwoord?

Een bekend museum is het Van Goghmuseum in Amsterdam, vlak bij de PC hooftstraat.
A
een
B
het
C
de

Slide 22 - Quiz

§3 lidwoord en zelfstandig naamwoord
Hoeveel lidwoorden ken je?
  • Er zijn drie lidwoorden: de, het en een
  • de en het zijn bepaalde lidwoorden (blw), een is een onbepaald lidwoord (olw)
  • Een lidwoord hoort altijd bij een .....
  • Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
    Soms staat er tussen het lidwoord en het zelfstandig
    naamwoord een ander woord, bijv.: de schone was.

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Voor deze les heb je thuis gemaakt: 
opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 van §5 Bijvoeglijk naamwoord (Cursus 5 Grammatica).

Ik geef iemand het woord.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Welke zin bevat een vast voorzetsel dat bij het werkwoord hoort?
A
Zij is trots op haar werk.
B
Hij loopt naar huis.
C
Zij zit in de klas.
D
Hij is blij met het resultaat.

Slide 27 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vast voorzetsel?
A
lopen naar
B
afhankelijk van
C
geïnteresseerd in
D
zitten op

Slide 28 - Quiz

Welke zin bevat een voorzetsel?
A
De kat ligt op de mat.
B
Zij gaat heel hard fietsen.

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Zo herken je een voorzetsel
  • Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: naast de kast, voor de pauze, door de regen.
  • Soms staat het voorzetsel achter een zn: Ik rende het huis in / de berg op / de klas uit.

Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel:
– houden van: Nico houdt van waterskiën.
– besteden aan: Ik wil niet veel tijd besteden aan deze onzin.

In een (online) woordenboek staat welk voorzetsel bij het werkwoord hoort.

Slide 31 - Diapositive

Wat is het hele werkwoord?
Sarah stelde haar vrienden voor aan haar ouders


A
stellen
B
voorstellen
C
stellenvoor
D
voorstelden

Slide 32 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de volgende zin?

Daphne wil graag voor de regenbui de tent opgezet hebben
A
wil, voor
B
wil, graag
C
wil, opgezet, hebben
D
wil, hebben

Slide 33 - Quiz

§1 Werkwoord
Niet alle werkwoorden geven duidelijk aan wat er gebeurt, deze hebben dus een onduidelijke betekenis: 
hebben, kunnen, moeten, mogen, worden, zijn , zullen. 
Deze werkwoorden gebruiken we vaak samen met een ander werkwoord. 

Bijvoorbeeld: De doventolk wordt na een uur afgelost door een collega.
Bij welke webshop heb jij die handige rugzak besteld?



Slide 34 - Diapositive

Zelf aan de slag
WAT?           Maak §9 WS Mixopdrachten van grammatica woordsoorten.
HOE             Op je laptop, ga naar cursus 5 Grammatica , §9 WS Mixopdrachten
                       Geen laptop? Maak opdrachten op papier, bij mij op te halen. 
HULP           Theorie online of in je boek, blz. 200, 204, 208, 212.
TIJD              10 minuten. 

KLAAR?      Maak oefentoets bij grammatica woordsoorten.
   



timer
3:30

Slide 35 - Diapositive

Evaluatie
Je kunt werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels herkennen.

Huiswerk donderdag 22 mei:
Maak de §9 WS Mixopdrachten af of de opdrachten op papier.

Slide 36 - Diapositive

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.

Lezen is ook echt lezen. Graag alleen boek op tafel. 
timer
10:00

Slide 37 - Diapositive

Welkom th1a!
Ga lekker zitten en pak: 
 - je laptop - deze blijft nog dicht
 - je leesboek 
 












maandag 30 september 2024
donderdag 22 mei 2025

Slide 38 - Diapositive

Leerdoelen, aan het einde van deze les: 

  1. Je kunt werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels herkennen.

maandag 2 juni s.o. grammatica WS
Planning van deze les:

  • doornemen lesstof voor s.o.
  • Zelf §9 WS Mixopdrachten maken
  • Gemeentegids eigen eiland

Slide 39 - Diapositive

s.o. grammatica woordsoorten
2 juni, zie Magister

Slide 40 - Diapositive

Zelf aan de slag
WAT?           Maak §9 WS Mixopdrachten van grammatica woordsoorten.
HOE             Op je laptop, ga naar cursus 5 Grammatica , §9 WS Mixopdrachten
                       Geen laptop? Maak opdrachten op papier, bij mij op te halen. 
HULP           Theorie online of in je boek, blz. 200, 204, 208, 212.
TIJD              15 minuten. 

KLAAR?      Maak oefentoets bij grammatica woordsoorten.
   



timer
15:00

Slide 41 - Diapositive

Gemeentegids eigen eiland
Waar moest het aan voldoen?
We bekijken nu weer het document over de inhoud.
   
Let vooral op:
  • spelling van je woorden, per spelfout een punt aftrek;
  • formuleren: volledige zinnen met hoofdletter en leesteken. Per fout een punt aftrek. 
  • Passende titel en tussenkopje. Ontbreken die? Geen punten!

Slide 42 - Diapositive

Evaluatie
Je kunt werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels herkennen.

Huiswerk maandag 26 mei:
  • §9 WS Mixopdrachten zijn af t/m opdracht 6.
  • Verbeter je gemeentegids eigen eiland. Uiterlijk woensdag 28 mei inleveren.

Slide 43 - Diapositive

Lezen in je leesboek
Je leest 10 minuten in stilte.

Lezen is ook echt lezen. Graag alleen boek op tafel. 
timer
10:00

Slide 44 - Diapositive