Hoofdstuk 3. Weer en klimaat en landschappen op aarde deel 1
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMBOStudiejaar 2
Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Keuzedeel pabo - les 3
Hoofdstuk 3. Weer en klimaat en landschappen op aarde deel 1
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Terugblikvraag 1.
In 1976 werd een deel van het eiland Guadeloupe geëvacueerd vanwege een dreigende uitbarsting van de vulkaan Soufrière.
Welk deel van Guadeloupe is dat geweest ?
A
het noordelijke deel van Basse-Terre
B
het noordelijke deel van Grande-Terre
C
het zuidelijke deel van Basse-Terre
D
het zuidelijke deel van Grande-Terre
Slide 2 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Terugblikvraag 2. Centrale slenk
In het oosten van Afrika, dwars door Tanzania, Kenia en Ethiopië, ligt de Centrale Slenk.
Welke beschrijving past het best bij het gebied waar de slenk ligt?
A
Het gebied dat hoger ligt dan de omgeving
B
Het gebied dat lager ligt dan de omgeving
C
In dit gebied drijven twee aardplaten naar elkaar toe
D
In dit gebied drijven twee aardplaten van elkaar weg
Slide 3 - Quiz
In je boek zag je een horst en slenk langs de rijn.
Een breukgebergte ontstaat wanneer er breuken in de aardkorst zijn, waar druk op staat. Een horst is hierbij een omhoog geduwd gebied en een slenk een omlaag geduwd gebied.
A = horst (hoger)
B = slenk (laag)
C = convergentie
D = divergentie (is wel een oorzaak van een slenk)
Bij horsten en slenken wordt zo'n aardplaat uit elkaar getrokken. Er ontstaan dan breuken in de aardkorst
Terugblikvraag 3. Oud gebergte in New Hampshire (VS)
Hieronder staat een tekst over het gebergte op de foto. Ooit zag dit gebergte er uit zoals de Rocky Mountains, de Alpen of andere jonge gebergtes op de wereld. In de loop der eeuwen zijn de toppen afgebrokkeld door [… 1 …] en zijn ronde vormen ontstaan door [… 2 …]. De ondiepe dalen zijn ontstaan door [… 3 …].
Op welke plaats in de tekst moeten de woorden 'erosie', 'sedimentatie' en 'verwering' staan?
A
1 = erosie, 2 = sedimentatie, 3 = verwering
B
1 = sedimentatie, 2 = verwering, 3 = erosie
C
1 = verwering, 2 = erosie, 3 = sedimentatie
Slide 4 - Quiz
Verwering: het breken en loskomen van gesteente aan het aardoppervlak door invloeden van flora en fauna, wind, water en ijs.
• Erosie: het uitschuren en afvoeren van los materiaal van de aardkorst naar een andere plek door wind, water en ijs.
• Sedimentatie: het afzetten van sedimenten zoals zand, grind en klei in een ander gebied dan de plek van herkomst.
Het afbrokkelen van de toppen van het oude gebergte in New Hampshire gebeurde dus door verwering. Vervolgens ontstonden er door erosie ronde toppen. Het materiaal werd vervolgens afgevoerd door wind, water en ijs en zo werden diepe dalen opgevuld met sedimenten vanuit het oude gebergte. Het juiste antwoord is dus C: verwering, erosie, sedimentatie
Alles om je heen wordt op 3 manieren gevormd:
1. Verwering
2. Erosie
3. Sedimentatie
Slide 5 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Terugblikvraag 4. Grindafzetting in NL
Op de foto zie je de wand van een afgraving ergens in Nederland. Het is duidelijk te zien dat hier grind is afgezet.
Hoe is het grind hier waarschijnlijk afgezet?
A
door de wind in de periode na de laatste ijstijd
B
door het snelstromende water van een rivier of beek
C
door het zeewater tijdens een stormvloed
Slide 6 - Quiz
Wanneer er grind wordt afgezet is er sprake van sedimentatie. Dit is het afzetten van sedimenten zoals zand, grind en klei in een ander gebied dan de plek van herkomst. Deze sedimenten worden getransporteerd door water, wind en ijs.
Erosie en sedimentatie hebben een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van het Nederlands landschap. In de Alpen is sprake van verwering. De sedimenten die daarbij worden gevormd, worden door erosie naar het laagste punt in het landschap voordat rivieren uitmonden in de zee, Nederland, vervoerd en sedimenteren hier vervolgens. De kleinste deeltjes (zoals fijn zand en klei) kunnen worden verplaatst door de wind, water en ijs. De grotere en zwaardere deeltjes (grof zand en grind) door water en ijs. Wanneer water snel stroomt, neemt deze de sedimenten over een grote afstand mee, terwijl bij een lage stroomsnelheid de deeltjes op de bodem zinken en blijven liggen. Het goede antwoord is dus B: door snelstromend water van een rivier of beek.
Doelen H2 en H3
Doelen uit handreiking
De student kan:
6.2: de landschapvormende werking van exogene krachten beschrijven en verklaren (H2.6);
H3:
1.3: de ligging van een klimaat verklaren;
1.4: aan de hand van een kaardbeeld van de wereld de ligging vd hoofdklimaten aanwijzen;
1.5: klimaatverandering en de gevolgen daarvan beschrijven;
1.6: elementen van het weer beschrijven en weersveranderingen verklaren
Slide 7 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is volgens jou het verschil tussen weer en klimaat?
Slide 8 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Weer en klimaat
Het weer= toestand van de dampkring
- bepaald moment
- bepaalde plaats
Het klimaat = gemiddelde weer over 30 jaar
Slide 9 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Afronding les 3
Huiswerk
Opdrachten werkboek H3.1 t/m 3.4 werkboek afmaken en nakijken