Oefentoets H8 Atomen & straling

Oefentoets H8
Atomen en Straling
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets H8
Atomen en Straling

Slide 1 - Diapositive

Voordat je begint...
1. Telefoon in tas!
2. Lees bij iedere opdracht zorgvuldig wat je moet doen.
3. Sla geen opdracht over. Je kan niet terug naar een opgave,
4. Klik bij een open vraag altijd eerst op bewaren. 
Ga daarna pas verder!
5. Vergeet niet om de toets in te leveren als je klaar bent.

Slide 2 - Diapositive

Klaar om te beginnen?

De toets bestaat uit 24 vragen.
Je kunt 40 punten scoren.

Veel succes!

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een atoom en een element?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een atoom en een ion?

Slide 5 - Question ouverte

Welke straling komt van de zon?
1 of meerdere antwoorden kunnen goed zijn
A
alfa straling
B
ultraviolette straling
C
infrarode straling
D
gamma straling

Slide 6 - Quiz

Welke van de reacties is een juiste verbrandingsreactie van methaan?
A
Water + methaan -> koolstofdioxide + zuurstof
B
methaan + zuurstof -> koolstofdioxide + water
C
methaan -> koolstofdioxide + water
D
koolstofdioxide + water -> Methaan

Slide 7 - Quiz

a. Wat zien we hiernaast?
b. Uit hoeveel atomen bestaat deze tekening?
c. Uit hoeveel moleculen bestaat deze?

Slide 8 - Question ouverte

a. Wat zien we hiernaast?
b. Kijk goed. Uit hoeveel protonen, neutronen, elektronen bestaat het?
c. Wat is zijn atoommassa?
d. Welke stof is dit en welke lading heeft het?

Slide 9 - Question ouverte

Atoom X heeft 16 protonen, 18 Neutronen, 16 elektronen.
Atoom Y 16 protonen, 17 Neutronen, 16 elektronen.
a. Hoe noem je deze atomen van elkaar?
b. Wat is het massagetal van atoom X en Y
c. Wat is het atoomnummer van Atoom X en Y?

Slide 10 - Question ouverte

Wat doet straling op een voorwerp?
let op: Meerdere antwoorden mogelijk!

A
Niets
B
gaat er doorheen
C
wordt teruggekaatst
D
wordt opgenomen (geabsorbeerd)

Slide 11 - Quiz

Welke stelling is juist?
stelling 1: Een atoom kan een isotoop hebben, dan verschillen ze in hun aantal protonen onderling.
Stelling 2: Een isotoop is een zelfde atoomsoort, maar met een ander aantal neutronen.

A
stelling 1 is juist
B
stelling 2 is juist
C
stelling 1 en 2 zijn juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

De formule van koolstofdioxide is CO2.
Uit welke atomen bestaat deze?
A
2 x koolstof en 2 x zuurstof
B
1 x koolstof en 2 x zuurstof
C
1 x koolstofzuurstof
D
1 x waterstof en 2 x zuurstof

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen een atoom en een element?
A
Atoom is 1 deeltje, een element kan meerdere deeltjes zijn van dezelfde soort
B
Een element kan geen atoom zijn, maar een atoom kan wel een element zijn.
C
Een atoom kan bestaan uit meerdere deeltjes een element is 1 soort deeltje
D
Een atoom en een element bestaan uit 1 soort deeltje van dezelfde soort.

Slide 14 - Quiz

Zouden de afbeeldingen eenzelfde stof kunnen zijn? Leg uit!

Slide 15 - Question ouverte

De radiator geeft straling af.
Wat voor soort straling is dat?
A
röntgenstraling
B
ultraviolete straling
C
zichtbaar licht
D
infrarode straling

Slide 16 - Quiz

Bij een botbreuk wordt er een speciale foto gemaakt.
a. Welke straling wordt hiervoor gebruikt?
b. Wat doet deze straling met botten? Zal deze de staling absorberen of doorlaten?

Slide 17 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld met sterke ioniserende straling?

Slide 18 - Question ouverte

Noem (minimaal) drie soorten ioniserende stralingen

Slide 19 - Question ouverte

Welke straling is het gevaarlijkst en waarom?

Slide 20 - Question ouverte

Welke straling is het minst gevaarlijkst en waarom?

Slide 21 - Question ouverte

Wat bedoelen we met de 'dracht' bij radioactieve stoffen?

Slide 22 - Question ouverte

Wat bedoelen we met 'de halfwaarde tijd' van een bepaalde radioactieve stof?

Slide 23 - Question ouverte


IJzer-56 heeft een halfwaardetijd van 3 dagen. Reken uit na hoeveel dagen is er nog maar een 16de deel over is van het radioactieve materiaal?

Slide 24 - Question ouverte

Wat kan er gebeuren met de straling?
Noem drie dingen.

Slide 25 - Question ouverte

Noem drie beschermende maatregelen die je neemt bij het werken met radio actieve stoffen.

Slide 26 - Question ouverte

Welke stelling over radio activiteit is juist?
stelling 1: Wanneer je een radioactieve tracer krijgt toegediend is dit voor uitwendige medicatie
Stelling 2: Wanneer je een röntgenfoto krijgt toegediend, we noemen dit inwendige medicatie
A
stelling 1 juist
B
stelling 2 juist
C
stelling 1 en 2 zijn juist
D
Stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 27 - Quiz

einde
einde

Slide 28 - Diapositive