elektra les 4 paragraaf 2.3 deel 1

Kennen en Kunnen
  • Wat is het vermogen?
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Hoe reken je het vermogen om van Watt naar kiloWatt?
  • Het vermogen optellen.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Kennen en Kunnen
  • Wat is het vermogen?
  • Hoe bereken je het vermogen?
  • Hoe reken je het vermogen om van Watt naar kiloWatt?
  • Het vermogen optellen.

Slide 1 - Diapositive

Wat hebben we de vorige lessen besproken?

Slide 2 - Carte mentale

De vorige les, wat weet  je  al!
  • In huis wordt de stroom verdeeld in verschillende groepen zodat de energie per groep niet teveel is en je wel stroom blijft houden als er een beschadiging in één groep zit.
  • de groep is beveiligd met een zekering tegen overbelasting.
  • De  installatie is beveiligd met een aardlekschakelaar.
  • De spanning van de huisinstallatie is 230 V.

Slide 3 - Diapositive

Het vermogen

Het vermogen is de hoeveelheid energie die in één seconde wordt gebruikt.

Apparaten die veel energie gebruiken hebben meestal een hoog vermogen. Dit zijn vooral apparaten die warmte moeten leveren (waterkoker, föhn, kachel, kookplaat, oven ...)

Slide 4 - Diapositive

Het vermogen

Het vermogen geven we aan met de hoofdletter P (Power) en met de eenheid Watt (W). Soms is het makkelijker om de kiloWatt te gebruiken (1 kW = 1000 W)


De energie is afhankelijk van het aantal elektronen (I) en de snelheid van de elektronen (U) die per seconde door een stroomdraad lopen.

Het verband is : Vermogen = spanning x stroomsterkte  (P = U x I)

Slide 5 - Diapositive

Het vermogen van een apparaat wordt bepaald door twee dingen:
Welke?
A
stroomsterkte en de weerstand
B
spanning en de weerstand
C
spanning en de stroomsterkte
D
temperatuur en tijdstip

Slide 6 - Quiz

Wat is de eenheid van het vermogen?
A
Watt
B
Volt
C
Ampère
D
Ohm

Slide 7 - Quiz

Wat is het symbool van het vermogen?
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 8 - Quiz

Welke formule gebruik je om het vermogen uit te rekenen?
A
P = U : I
B
P =U x I
C
R = U : I
D
R = U x I

Slide 9 - Quiz

Als de formule P = U x I is, kun je ook de spanning uitrekenen als je de stroomsterkte en het vermogen weet. Hoe ziet de formule er dan uit?

Slide 10 - Question ouverte

Bereken het vermogen.
De spanning is 12 V en de stroomsterkte is 2 A
Noteer het antwoord in een antwoord zin!

Slide 11 - Question ouverte

Reken om:
2000 W = ... kW (noteer alles achter het = teken als antwoord)

Slide 12 - Question ouverte

Een koffiezetapparaat (1800 W, twee lampen (beide 14 W) een radio (20 W) en een computer (40 W) worden tegelijk gebruikt. Bereken hoeveel kiloWatt er gebruikt wordt!

Slide 13 - Question ouverte

Kennen en kunnen lijst
Maak zelf je kennen en kunnen lijst van deze les.

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk

Maak de volgende opdrachten vanparagraaf 2.3:

Opdracht 34, 35, 36 en 38

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo