Imperfectum en perfectum
1 / 11
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat (zeggen) je tegen haar? (perfectum)
Slide 2 - Question ouverte
Ik (maken) een goede test. (perfectum)
Slide 3 - Question ouverte
Wanneer (vertrekken) de trein? (perfectum)
Slide 4 - Question ouverte
(Eten) je een ijsje? (perfectum)
Slide 5 - Question ouverte
Wat (doen) hij daar? (perfectum)
Slide 6 - Question ouverte
Wat (zeggen) je tegen haar? (imperfectum)
Slide 7 - Question ouverte
Ik (maken) een goede test. (imperfectum)
Slide 8 - Question ouverte
Wanneer (vertrekken) de trein? (imperfectum)
Slide 9 - Question ouverte
(Eten) je een ijsje? (imperfectum)
Slide 10 - Question ouverte
Wat (doen) hij daar? (imperfectum)
