Formuleren - Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

Waar ging de lesstof van de vorige week over?

Wat weet je over de pv?

Leerdoelen

Je leert over het enkelvoud en het meervoud van de persoonsvorm.

je leert dat het onderwerp en de persoonsvorm bij elkaar horen.

Onderwerp

Enkelvoud

Je kan er 'één' voor zetten

één fiets

één school

één laptop

één klasgenoot

Meervoud

Je kan er 'twee' voor zetten

twee fietsen

twee scholen

twee laptops

twee klasgenoten

Persoonsvorm

Nodig bij zinnen ontleden: pv, ow, wwg ......

Nodig bij werkwoordspelling!

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Onderwerp

Het onderwerp hoort altijd bij de persoonsvorm.

De jonge vogel op de waslijn zong de hele ochtend.

persoonsvorm = zong

onderwerp = De jonge vogel op de waslijn

zong = enkelvoud

De jonge vogel op de waslijn = enkelvoud

Alle mensen op het water varen in een bootje.

persoonsvorm = varen

onderwerp = Alle mensen op het water

varen = meervoud

Alle mensen op het water = meervoud

Iedereen ging buiten spelen in de zon.

persoonsvorm = ging

onderwerp = iedereen

ging = enkelvoud

iedereen = enkelvoud

Let op! soms lijkt een ow meervoud, maar is enkelvoud

De brandweer bluste de brand.

persoonsvorm = bluste

onderwerp = De brandweer

bluste = enkelvoud

De brandweer = enkelvoud

!

1. De kudde schapen graast op de dijk.
2.  Jouw hersens zijn buiten werking.
3. De media duikt bovenop de affaire van Kanye West.
4. Het vee van de boer is er vandoor gegaan 

Wat heb je van deze les onthouden?