Les 40 (...-05)

Cours du ....-05
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Cours du ....-05

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen:
      - Tu peux te présenter? (ex.14)
  • Paragraphe D: vergelijkingen
  • Au travail
  • Devoirs


Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les...

...kun je iemand beschrijven.

...kun je vergelijkingen maken. 


Slide 3 - Diapositive

Herhalen:
Tu peux te présenter
Je gaat jezelf presenteren en gebruikt hierbij zoveel mogelijk informatie. 
Je gebruikt dan ook de structuren en zinnen van het blauwe blokje en gaat
die helemaal bij langs. Je mag niets overslaan. 

Vervolgens we de volgende oefening doen: in tweetallen gaan jullie naar 
elkaar luisteren en vullen meteen, tijdens het luisteren de rubric in voor elkaar. Deze krijgen jullie van mij uitgedeeld.

Na 5 minuten wisselen jullie de rubric met elkaar uit en ga je die 2 minuten bespreken. Licht aan de ander toe waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt qua beoordeling.
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Paragraphe D:
Les comparaisons (vergrotende trap)
Er zijn drie trappen van vergelijking:
  1. de stellende trap (de basisvorm): 'het huis is mooi.'
  2. de vergrotende trap: 'Het huis is mooier dan de boerderij.'
  3. de overtreffende trap: 'Het huis is het mooist.'


Van bijvoeglijke naamwoorden (zoals mooi) kunnen dus vormen worden afgeleid (mooier, mooist) die aangeven of de eigenschap ‘mooi’ sterk aanwezig is of zelfs heel sterk aanwezig is in vergelijking met een of meer andere zaken.


Slide 5 - Diapositive

Paragraphe D:
Les comparaisons (vergrotende trap)
Maak eens een vergelijking van onderstaande plaatjes in het Nederlands.
Noem iets wat negatief en positief is t.o.v. de twee gebouwen en iets wat gelijk is aan beide gebouwen. 
  1. Een kasteel is minder comfortabel dan een huis.
  2. Het kasteel is groter dan het huis. 
  3. Het kasteel is even oud als het huis. 

Slide 6 - Diapositive

Paragraphe D:
Les comparaisons
In het Frans vertaal je dit als volgt:
1. Le chateau est plus grand que la maison. 
2. Le chateau est moins confortable que la maison. 
3. Le chateau est aussi vieux que la maison. 

Voor het bijvoeglijk naamwoord komt dus
plus, moins of aussi en achter het
bijvoeglijk naamwoord komt que.

Slide 7 - Diapositive

Paragraphe D:
Les comparaison
Nog eentje.
Maak eens een vergelijking van deze twee personen. Noem weer 1 negatief ding, 1 positief ding en iets wat gelijk is voor beide, maar nu in het Frans. 
  1. Le garçon est plus jeune que l'homme. 
  2. Le garçon est moins triste que l'homme. 
  3. Le garçon est aussi grand que l'homme. 

Slide 8 - Diapositive

Paragraaf D: 
De vorm van het bijvoeglijk naamwoord aanpassen
Kijk eens mee met de volgende zinnen:

Le chateau est plus grand que la maison. 
La maison est plus grande qu'un appartement. 

Wat valt je op?
  • 'grand' heeft twee verschillende vormen: Het past zich aan, aan het geslacht van het znw.
  • 'que' mist een 'e' voor het lidwoord 'un'. 

Slide 9 - Diapositive

Paragraaf D: 
De vorm van het bijvoeglijk naamwoord aanpassen
Het bijvoeglijk naamwoord past zich dus aan, aan het getal en het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Hier heb je de volgende regel voor geleerd:






Deze regel geldt niet voor de uitzonderingen bon, beau, nouveau, vieux en let op bij de bijvoeglijke naamwoorden die al eindigen op een -e of een -s. (p.160)

Slide 10 - Diapositive

Paragraaf D: 
De vergelijkingen maken
Een vergelijking (vergrotende trap) in het Frans maak je dus met de volgende 'formule':
              plus / moins / aussi + bijvoeglijk naamwoord (in de juiste vorm) + que

Waarbij je de vorm van het bijvoeglijk naamwoord aan het onderwerp aanpast.

Let op, deze 'formule' geld voor elk bijvoeglijk naamwoord, behalve
'bon'. Je zet voor 'bon' niet 'plus' maar schrijft het volgende op: 
meilleur(e)(s) que/qu'. Ook 'meilleur' is een bijvoeglijk naamwoord 
en pas je dus aan, aan het onderwerp. Dit gaat volgens de algemene 
regel. 
Le village est meilleur que la ville. / Beyoncé est meilleure qu’Ariane Grande.


Slide 11 - Diapositive

Paragraaf D: 
Au travail
Maak nu de volgende oefeningen:
- ex. 15a, c, d, 
- ex. 16a, b
- ex. 18

Klaar? Oefen met de 'comparatif' via slim stampen. 
timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

Les devoirs
Leer Le comparatif.

Maak:
- ex. 15a, c, d, e
- ex. 16a, b, c
- ex. 17

Slide 13 - Diapositive