Hoe overleef ik mijn vakantie in Spanje? - clase 6

Hoe overleef ik mijn vakantie in Spanje?
clase 6
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe overleef ik mijn vakantie in Spanje?
clase 6

Slide 1 - Diapositive

Programa de hoy
1. La fecha
2. El tiempo atmosférico
3. El tiempo cronológico (la hora)
4. Actividades de vacaciones
5. (Verbo: ir a (repetición))

Slide 2 - Diapositive

Los objetivos de la clase
Aan het einde van deze les:
  • Kunnen jullie vertellen welke datum het is in het Spaans
  • Kunnen jullie vertellen wat voor weer het is in het Spaans
  • Kunnen jullie vertellen hoe laat het is in het Spaans
  • Kunnen jullie een aantal vakantie activiteiten benoemen in het Spaans.


Slide 3 - Diapositive

Días de la semana

Slide 4 - Diapositive

De datum in het Spaans
Es el (dag) de (maand) de (jaar)
- Es el 1 de enero de 1733
- Es el 7 de agosto de 2022
- Es el 14 de diciembre de 3054  

Slide 5 - Diapositive

¿Qué día es hoy?

Slide 6 - Question ouverte

¿Cuándo es tu cumpleaños?

Slide 7 - Question ouverte

¡A practicar!

Slide 8 - Diapositive

El tiempo atmosférico
El tiempo cronológico
(la hora)

Slide 9 - Diapositive

hace + zelfstandig naamw.

hace sol
hace calor
hace frío
hace viento
hace buen tiempo
hace mal tiempo


de zon schijnt
het is warm
het is koud
het waait
het is mooi weer
het is slecht weer

Slide 10 - Diapositive

está + bijvoeglijk naamw.

está nublado
esta soleado


het is bewolkt
het is zonnig

Slide 11 - Diapositive

losse werkwoorden

llover --> llueve
nevar --> nieva


la lluvia
la nieve 


regenen --> het regent
sneeuwen --> het sneeuwt


de regen
de sneeuw

Slide 12 - Diapositive

¿Qué tiempo hace hoy?

Slide 13 - Question ouverte

¡A practicar!

Slide 14 - Diapositive

¿Qué hora es? 
Es la 1 (una).

Son las 2 (dos).
Son las 3 (tres). 
Son las 4 (cuatro).
Es: enkelvoud
Son: meervoud

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

A = om / a qué hora = hoe laat
¿A qué hora desayunas? = Hoe laat ontbijt jij?
Desayuno a las siete y cuarto = Ik ontbijt om kwart over zeven.

¿A qué hora empieza la clase? = Hoe laat begint de les?
Empieza a las dos y media = Het begint om half drie.

Slide 17 - Diapositive

¿Qué hora es?

Slide 18 - Question ouverte

¿A qué hora vas a dormir?

Slide 19 - Question ouverte

¡A practicar!

Slide 20 - Diapositive

¿Qué prefieres?
Vacaciones de verano
Vacaciones de invierno
Vacaciones de otoño
Vacaciones de primavera

Slide 21 - Sondage

¿Cuál es tu día de la semana favorito?
lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo

Slide 22 - Sondage

¿Qué parte del día prefieres?
la mañana
la tarde
la noche

Slide 23 - Sondage

Welke woorden die te maken hebben met het onderwerp "tiempo" heb je onthouden?

Slide 24 - Carte mentale

actividades de vacaciones

Slide 25 - Carte mentale

Slide 26 - Diapositive

Gaan jullie zwemmen?

Slide 27 - Question ouverte

Juan gaat een excursie doen

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

ir + a + heel werkwoord
(optioneel)
ir
a + heel ww
yo
voy
a bailar
vas
a reír
él/ella/usted
va
a soñar
nosotros/nosotras
vamos
a escuchar
vosostros/vosotras
vais
a gozar
ellos/ellas/ustedes
van
a cantar

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

voy a reír, voy a bailar
voy a reír, voy a gozar

para qué sufrir
para qué llorar

voy a vivir el momento
voy a escuchar en silencio
empieza a soñar

Slide 32 - Diapositive

voy a reír, voy a bailar
voy a reír, voy a gozar

para qué sufrir
para qué llorar

voy a vivir el momento
voy a escuchar en silencio

empieza a soñar
ik ga lachen, ik ga dansen
ik ga lachen, ik ga genieten

waarom lijden
waarom huilen

ik ga het moment (be)leven
ik ga in stilte luisteren

begin te dromen

Slide 33 - Diapositive

Los objetivos de la clase:
¿Qué día es hoy? (datum)
¿Qué tiempo hace hoy? (weer)
¿Qué hora es? (tijd)
Nombra 2 actividades de vacaciones

Slide 34 - Carte mentale

Para la próxima clase
Trabajar en la tarea final (online): Maak een folder of brochure voor een rondreis door een plek naar jouw keuze. De rondreis moet minimaal een week duren. 

Let op: Eerste inlevermoment: woensdag 28 mei vóór 16:00 uur!
Mocht je gebruik willen maken van het tweede inlevermoment, dan moet je dit uiterlijk vandaag doorgeven! Het tweede inlevermoment is op dinsdag 17 juni vóór 16:00 uur!

Slide 35 - Diapositive

Eindopdracht
Je maakt een folder voor een rondreis in het Spaans met minimaal:
- Algemene informatie over de reis (soort reis, verblijfplaats(en), kosten, duur (minimaal een week), het weer ter plekke, een paklijst, etc.)
- Informatie over de plaatsen waar je naartoe gaat en hoe je daar komt (met welke vervoersmiddelen).
- Activiteiten die er onderweg te doen zijn. 
- Highlights van de reis.
Je mag de opdracht uitbreiden met:
Wat je kunt en wilt! Bijvoorbeeld een ervaring van iemand die de reis gemaakt heeft, tips voor een lekker restaurant, een interessant weetje...

Slide 36 - Diapositive

De beoordeling
- Inhoud: je hebt een aantrekkelijke folder/brochure gemaakt waarin minimaal alle bovenstaande punten verwerkt zijn.
- Taalvaardigheid: de hele folder/brochure is in het Spaans gemaakt. Je hebt gebruik gemaakt van de woorden en grammaticale constructies die je in de module geleerd heb

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Lien

Slide 40 - Lien