voorbereiding SO vrijdag 16 mei (deel van) chapitre 5 klas 3

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
fransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bienvenue B3l


In deze Lesson up krijg je nog wat uitleg over Bron D chapitre 5 over het delend lidwoord en oefen je nog wat vocabulaire en de onregelmatig werkwoorden venir, revenir en devenir in de présent en de passé composé.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Alles op een rijtje ;-)
Je mange de la glace                             delend lidwoord (v. ev)
Je mange un peu de glace                  hoeveelheidswoord
Je ne mange pas de glace                  ontkenning
je mange trois glaces                            telwoord
J'adore la glace                                        vorm van adorer/détester/
                                                                         aimer/préférer
Je n'aime pas la glace                           vorm van adorer/détester/
                                                                          aimer/préférer

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive



'Heb je jam gegeten?' (Let op: Staat er in het Nederlands wel of geen lidwoord?)

Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 15 - Quiz



'Heb je de jam gegeten?' (Let op: Staat er in het Nederlands wel of geen lidwoord?)

Kies het juiste antwoord.

A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 16 - Quiz



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 17 - Quiz



'Ik heb de kaas opgegeten.'
Kies de juiste vertaling
(staat er een lidwoord? Ja!)
A
J'ai mangé le fromage.
B
J'ai mangé du fromage.

Slide 18 - Quiz



'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux trois des hamburgers
B
Je veux trois hamburgers.

Slide 19 - Quiz



'Na een hoeveelheidswoord gebruik je: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 20 - Quiz



'Na een ontkenning krijg je in het Frans 'de' of 'd''.
Kies het juiste antwoord.
A
Goed
B
Fout.

Slide 21 - Quiz



'Er is geen cola.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning!!)
A
Il n'y a pas de coca
B
Il n'y a pas du coca.

Slide 22 - Quiz


'Ik wil een kilo appels'
(Let op: een kilo is een hoeveelheid!)

Kies de juist vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 23 - Quiz


Na de werkwoorden adorer, aimer, préférer en détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la, l' of les
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Laatste vraag van de quiz:

Aimer, préférer en détester
'ik houd van de hamburgers van MacDonalds'
choississez la bonne traduction
A
J'adore les hamburgers de McDo.
B
J'adore des hamburgers de McDo.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Vertaal:

le pourboire
A
het baantje
B
de peper
C
de fooi
D
de menukaart

Slide 28 - Quiz

hij komt terug

Slide 29 - Question ouverte

ik word
A
je devien
B
je deviens
C
je devient

Slide 30 - Quiz

zij is geworden

Slide 31 - Question ouverte

avoir soif
A
honger hebben
B
dorst hebben
C
eruitzien
D
nodig hebben

Slide 32 - Quiz

het team
A
l'équipe
B
le rêve
C
le métier
D
le lait

Slide 33 - Quiz

bestellen
A
raconter
B
travailler
C
réussir
D
commander

Slide 34 - Quiz

redden

Slide 35 - Question ouverte

worden

Slide 36 - Question ouverte

Wil je nog extra oefenen?
-  oefen de werkwoorden nog eens op de site www.verbuga.eu
- oefen nog eens op je digitale lesmateriaal (Magister-->
   leermiddelen)
- Bekijk zelf nog eens het filmpje met de uitleg op het digitale        lesmateriaal

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive