perfecto + signaalwoorden en gebruik vs indefinido
persoonlijke voornaamwoorden als meewerkend voorwerp (+ pers.vnw. als lijdend
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Repaso unidad 7-8
ser / estar + bijvoeglijke naamwoorden
perfecto + signaalwoorden en gebruik vs indefinido
persoonlijke voornaamwoorden als meewerkend voorwerp (+ pers.vnw. als lijdend
Slide 1 - Diapositive
1. ser / estar + bijvoeglijk naamwoord
- vaste eigenschappen = ser
- tijdelijke eigenschappen = estar
Uitzondering:
burgelijke staat (single, getrouwd, gescheiden, etc.) = estar.
Kies het juiste ww en vervoeg deze in de presente.
Slide 2 - Diapositive
1. Yo ... nerviosa porque esta noche he quedado con un chico.
Slide 3 - Question ouverte
2. Yo ... casada, mi marido se llama Vincent.
Slide 4 - Question ouverte
3. Mi madre ... enferma.
Slide 5 - Question ouverte
4.(él) ... un chico muy simpático
Slide 6 - Question ouverte
5. Nosotros ... deportistas.
Slide 7 - Question ouverte
2. pretérito perfecto
hulp ww haber + volt dw
he
has
ha
- ar = ado
hemos
-er/-ir = ido
habéis
han
Slide 8 - Diapositive
Uitzonderingen volt. dw.
romper (breken)
roto
abrir (openen)
abierto
escribir (schrijven)
escrito
poner (zetten/plaatsen)
puesto
ver (zien)
visto
decir (zeggen)
dicho
volver (terugkomen)
vuelto
hacer (doen / maken)
hecho
Slide 9 - Diapositive
perfecto vs indefinido
perfecto
signaalwoorden + gebruik
indefinido
signaalwoorden + gebruik
Hoy, esta mañana, esta semana, ya, aún, todavía (no), (no) nunca, jamás, alguna vez, últimamente, cinco años/ dos semanas, muchas/varias veces.
Het heeft nog (emotionele) betrekking op het heden.
Ayer, anoche, hace tres días, la semana pasada, el año pasado, aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998, de repente, en 2000, último, alle data in het verleden, aquel.