1U - woensdag 19 juni - les 1

Welkom klas 1U

  • Leg je telefoon in je kluisje en hang je jas op. 
  •  Pak je leesboek en je laptop. 
  • Ga lekker zitten. 
  • Ik vertel zo wat we gaan doen. 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsISK

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 1U

  • Leg je telefoon in je kluisje en hang je jas op. 
  •  Pak je leesboek en je laptop. 
  • Ga lekker zitten. 
  • Ik vertel zo wat we gaan doen. 

Slide 1 - Diapositive

Dit gaan we doen:
  • Beschrijven wat je op een schilderij ziet
  • Werkwoorden vervoegen









Slide 2 - Diapositive

Dit ga je leren:
  • Aan het eind van de les kun je vertellen wat je op een schilderij ziet. 
  • Aan het eind van de les kun je werkwoorden in de goede vorm van de tegenwoordige tijd schrijven. 

Slide 3 - Diapositive

متحف
музей
ሙዝየም
mûze
موزه
madxaf
museu
Waar denk je aan bij het woord museum?

Slide 4 - Carte mentale

RIJKSMUSEUM

Slide 5 - Diapositive

Het vrolijke huisgezin van Jan Steen (1668)

Slide 6 - Diapositive

Welke rommel zie je op het schilderij?

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel oude en hoeveel jonge mensen zie je?

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel vrouwen en hoeveel mannen zie je?

Slide 9 - Diapositive

Wanneer vind jij iets rommelig?

Slide 10 - Diapositive

Wat vind je van het schilderij?

Slide 11 - Diapositive

Het schilderij is uit de 17e eeuw. We leven nu in de 21e eeuw. 
Wat is er allemaal anders? En wat is hetzelfde? 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

‘Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.’ 
Dit zeg je wanneer mensen een rotzooi van hun huis maken. 

Je noemt dit een uitdrukking. 

Deze uitdrukking bestaat waarschijnlijk al sinds de 17e eeuw en heeft te maken met de bekende Nederlandse schilder Jan Steen. 

Slide 14 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is GEEN werkwoord?
A
huilen
B
eten
C
dieren
D
denken

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN werkwoord?
A
hebben
B
zijn
C
staan
D
lang

Slide 17 - Quiz

Wat is GEEN werkwoord?
A
bellen
B
mailen
C
stoelen
D
kunnen

Slide 18 - Quiz

Werkwoorden vervoegen
Werkwoorden veranderen vervoegen .

Hele werkwoord  = Drinken 
Vervoegd werkwoord = De vrouw drinkt 

Slide 19 - Diapositive

Werkwoorden vervoegen
Werkwoorden veranderen = vervoegen.
Hele werkwoord = drinken
Drinken             ik drink                     ik drink
Drinken             jij drink + t                jij drinkt
Drink                 hij drink + t               hij drinkt
                           zij drink + t               zij drinkt                                               
                           wij drinken        
                           jullie drinken           Meer personen? > hele werkwoord.
                           zij drinken

Slide 20 - Diapositive

Jij ...  een bakje koffie.
De vrouw ... een rode fiets.
Wij ... naar de supermarkt.
Jij ... een mooie vriendin.
gaan
drinkt
heeft
hebt

Slide 21 - Question de remorquage

Heb je het gehoord? Zij ... een taart voor mij.
A
maak
B
maken
C
maakt

Slide 22 - Quiz

Oefenen met werkwoorden vervoegen
Wat ga je doen? 
- Ik gooi een dobbelsteen.
- Je schrijft de goede vorm van het werkwoord op.
- Je doet dit alleen.
- Klaar? Dan kijken we samen naar de antwoorden. 


Slide 23 - Diapositive

EINDE!

Slide 24 - Diapositive