13.05.25 - Literatuur §6.1.4 Tijd

Welkom H4C!
  Literatuur                            13- 05- 25
                                                                             
                                           §6.1.4: tijd

                                           

timer
2:00
Deze spullen heb ik nodig:

  • Boek nummer 2
  • Schrift
  • Lesboek NL (p. 187)
  • Etui
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom H4C!
  Literatuur                            13- 05- 25
                                                                             
                                           §6.1.4: tijd

                                           

timer
2:00
Deze spullen heb ik nodig:

  • Boek nummer 2
  • Schrift
  • Lesboek NL (p. 187)
  • Etui

Slide 1 - Diapositive

Agenda
  1. Planning
  2. Lezen 
  3. Leerdoelen
  4. §6.1.4: tijd (p. 187)
  5. Zelf aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Datum
Theorie
(volgorde van de theorie kan afwijken)
Thema van de les 
(volgorde van de thema's kan afwijken)
8 april
6.1.2: personages
discriminatie & rascisme 
6 mei
6.1.3: perspectief
(post)kolonialisme
13 mei
6.1.4: tijd
20 mei
6.1.5: motieven en thema's
identiteit
27 mei
6.1.6: analyse & interpretatie
nader te bepalen
3 juni
Uitloop/ werken aan mondelinen
10 juni
Uitloop/ werken aan mondelinen
16 juni
mondelingen
mondelingen
week van 23 juni 
PWW 3: mondelingen
PWW 3: mondelingen
Rvdlf uit, begin aan nieuw boek; tweetallen/ drietallen MO doorgeven
Tweede boek uit

Slide 3 - Diapositive

Agenda
  1. Planning
  2. Lezen 
  3. Leerdoelen
  4. §6.1.4: tijd (p. 187)
  5. Zelf aan de slag

Slide 4 - Diapositive

timer
10:00
Lezen in tweede boek

Slide 5 - Diapositive

Terugblik vorige week 

Slide 6 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat er met "occidentalisme" bedoeld wordt.

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat er met "oriëntalisme" bedoeld wordt.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Schrijf de hypothese op die je a.d.h.v. de onderzoeksvraag "hoe is het occidentalisme/ oriëntalisme te herkennen bij de westerse/ niet westerse personages in de tekst van Said El Haji?"

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Hoe is het occidentalisme/ oriëntalisme te herkennen in de tekst van Said El Haji?

Slide 13 - Question ouverte

Agenda
  1. Planning
  2. Lezen 
  3. Leerdoelen
  4. §6.1.4: tijd (p. 187)
  5. Zelf aan de slag

Slide 14 - Diapositive

6.1.4 Tijd (blz. 187)
Leerdoelen:
- manipulatie van de chronologie in een verhaal leren verkennen
- effect van het tijdverloop onder woorden brengen

Slide 15 - Diapositive

Agenda
  1. Planning
  2. Lezen 
  3. Leerdoelen
  4. §6.1.4: tijd (p. 187)
  5. Zelf aan de slag

Slide 16 - Diapositive

6.1.4 tijd
  • historische tijd (tijdstip in de geschiedenis)
  • vertelde tijd (duur van het verhaal)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

De tweeling
Historische tijd?
Vertelde tijd?

Slide 19 - Diapositive

Chronologie
  • chronologische volgorde
  • niet-chronologisch (schrijver manipuleert de tijd)






Slide 20 - Diapositive

Chronologie
  • chronologische volgorde
  • niet-chronologisch (schrijver manipuleert de tijd)






Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Chronologie
  • chronologische volgorde
  • niet-chronologisch (schrijver manipuleert de tijd)

De schrijver springt heen en weer tussen het vertelheden (het ‘nu’ in het verhaal), het verleden en soms ook de toekomst. 







Slide 23 - Diapositive

vertelheden bepalen
Het vertelheden bepalen is soms lastig.
  • vertelwijze achteraf (vertellend ik) 
    = een ik-persoon die terugkijkt. Gebeurtenissen worden ingekleurd.
 

Slide 24 - Diapositive

vertelheden bepalen
Het vertelheden bepalen is soms lastig.
  • vertelwijze achteraf (vertellend ik

Daartegenover:
belevend ik
(vertelt tijdens de gebeurtenissen)

Slide 25 - Diapositive

"In de winter van 1983 reden we onze nieuwe toekomst tegemoet toen we de grens passeerden bij Nieuweschans, het meest oostelijke punt van Nederland. Voor in de auto riep Kadir ‘Hollanda!’ toen we na vele uren eindelijk de Duitse Autobahn achter ons lieten. Op de achterbank klapten mijn zus en ik in onze handjes. Mijn moeder zat aan het raam en keek onbewogen voor zich uit terwijl de snelwegverlichting haar magere gezicht bescheen. [...]
Van Hollanda kon ik me als vijfjarige geen voorstelling maken. Ik dacht alleen maar aan het weerzien met mijn vader die ik al zo lang niet had gezien dat ik me zijn stem nauwelijks kon herinneren."

Slide 26 - Diapositive

Vertellend of belevend ik?
"Saleem en ik zouden pas later te weten komen dat Kwaku niet lang voor onze geboorte was begonnen als een voetbaltoernooi voor Surinamers die niet op vakantie konden. En elke volgende editie kwamen er meer eetkraampjes bij, stegen de bezoekersaantallen en groeide Kwaku zelfs uit tot het grootste multiculturele festival van Nederland. ‘Laten we wat drinken,’ zei ik na een tijdje verveeld. ‘Ik verga van de dorst.’"

Slide 27 - Diapositive

Vertellend of belevend ik?
Dit is verteld door het vertellend 'ik'.
Het verhaal wordt achteraf ingekleurd met gevoelens en uitleg.

(Het allereerste stukje is meer belevend.)

Slide 28 - Diapositive

Hoe kan de schrijver de tijd manipuleren?
Tijdsprongen
  • een flashback: een beschrijving van een gebeurtenis die eerder heeft plaatsgevonden.
  • een terugwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar iets wat eerder heeft plaatsgevonden. In tegenstelling tot een flashback onderbreekt een terugwijzing het verhaal niet.
  • een flashforward: een beschrijving van toekomstige gebeurtenissen.
  • een vooruitwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden, die het verhaal niet onderbreekt. Bijvoorbeeld: 
Een bijzondere tijdsmanipulatie wordt gevormd door een proloog, een korte tekst die voorafgaat aan het eerste hoofdstuk. Daarin is vaak (maar niet altijd) sprake van een flashforward.
Als je een samenvatting van het verhaal maakt en daarbij de gebeurtenissen in chronologische volgorde zet, spreek je van fabel (geschiedenis). Een samenvatting die de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen weergeeft zoals ze in het verhaal voorkomen, noem je sujet (of plot). 

Slide 29 - Diapositive

Hoe kan de schrijver de tijd manipuleren?
Tijdsprongen
  • een flashback: een beschrijving van een gebeurtenis die eerder heeft plaatsgevonden.
  • een terugwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar iets wat eerder heeft plaatsgevonden. In tegenstelling tot een flashback onderbreekt een terugwijzing het verhaal niet.
  • een flashforward: een beschrijving van toekomstige gebeurtenissen.
  • een vooruitwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden, die het verhaal niet onderbreekt.
Voorbeeld vooruitverwijzing
'Als ik toen had geweten wat me te wachten stond, had ik een andere beslissing genomen.'

Waarom zou een schrijver dit doen?

Slide 30 - Diapositive

Bijzondere tijdsmanipulaties
 Proloog, een korte tekst die voorafgaat aan het eerste hoofdstuk. Daarin is vaak (maar niet altijd) sprake van een flashforward.

Slide 31 - Diapositive

Twee soorten samenvattingen
  • Fabel (geschiedenis) samenvatting met daarbij de gebeurtenissen in chronologische volgorde zet. 
  • Plot/Sujet Een samenvatting die de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen weergeeft zoals ze in het verhaal voorkomen.

Slide 32 - Diapositive

Agenda
  1. Planning
  2. Lezen 
  3. Leerdoelen
  4. §6.1.4: tijd (p. 187)
  5. Zelf aan de slag

Slide 33 - Diapositive

Opdracht 
  • Lees het verhaal Huilbaby van Annelies Verbeke.
  • Verdeel dit fragment op de juiste plekken in totaal vijf stukken om aan te geven hoe Verbeke met het concept tijd speelt. 
  • Geef aan welke tijd Verbeke beschrijft (verleden, vertelheden of toekomst) en benoem de regelnummers.
  • Mag alleen of in tweetallen

timer
10:00

Slide 34 - Diapositive

15:35 - 15:45 

Slide 35 - Diapositive

  • Je krijgt zo een aantal stellingen te zien
  • Geef bij iedere stelling aan of er volgens jou sprake is van discriminatie, rascisme of een vooroordeel

Slide 36 - Diapositive

Sollicitanten hebben een grotere kans om aangenomen te worden als ze hun 'buitenlands klinkende' naam veranderen in een 'Nederlands klinkende' naam.
discriminatie
rascisme
vooroordeel
twijfel
geen van deze

Slide 37 - Sondage

Iemand maakt zich zorgen over een Syrisch gezin dat in de straat komt wonen, uit angst voor overlast.
discriminatie
rascisme
vooroordeel
twijfel
geen van deze

Slide 38 - Sondage

In een hotel worden gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar geweigerd.
discriminatie
rascisme
vooroordeel
twijfel
geen van deze

Slide 39 - Sondage

Leerlingen met een niet- westerse achtergrond krijgen vaker een lager schooladvies dan hun westerse leeftijdgenoten.
discriminatie
rascisme
vooroordeel
twijfel
geen van deze

Slide 40 - Sondage

Voor de vertaling van het gedicht 'The hill we climb' wordt een vrouwelijke, zwarte vertaalster gezocht.
discriminatie
rascisme
vooroordeel
twijfel
geen van deze

Slide 41 - Sondage

opdracht
Vanuit welk perspectief ga je jouw personages neerzetten?

Slide 42 - Diapositive

Wat was jouw perspectief?
Ik? Hij/zij? Alwetend?

Slide 43 - Question ouverte

vervolgopdracht perspectief
Beschrijf nu jouw personage vanuit de andere twee perspectieven.

Slide 44 - Diapositive

Lezen Iemand anders
Opdracht bij Iemand anders
1. Neem het verhaal voor je. Begin nog niet met lezen!
2. Zet een dikke streep onderaan de volgende pagina:
‘Iemand anders’ onderaan pagina 22
3.Lees het verhaal tot aan de streep die je hebt gezet en niet verder!
4. Hoe zou jij het verhaal laten aflopen? Schrijf jouw verhaaleinde. Gebruik ten minste 150 woorden.
5. Lees het échte einde van het verhaal.
6. Leg uit wat de verschillen zijn.
7. Welk effect heeft het échte einde op jou als lezer? Leg uit waarom (je denkt dat) de schrijver dit einde gekozen heeft.

Slide 45 - Diapositive

Lezen Huilbaby
Lees het verhaal en maak de opdrachten op blz. 60.

Slide 46 - Diapositive

Ik kan de begrippen personages en perspectief op verhalen toepassen
JA
Nee

Slide 47 - Sondage

Slide 48 - Diapositive