Grieks tekst 1 vragen
1 / 14
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
opdracht 10.1 a
Wat is GEEN kenmerk van een mythe?
Wat is GEEN kenmerk van een mythe?
A
ze worden generaties lang doorverteld
B
er zijn verschillende versies
C
ze beschrijven de geschiedenis
D
ze gaan over goden, monsters en helden
Slide 2 - Quiz
10.1 b
Wat was het belang van mythen voor de Grieken?
Wat was het belang van mythen voor de Grieken?
A
verleden in herinnering houden
B
een verklaring voor onbegrijpelijke dingen
C
leerstof voor scholieren
D
alleen als vermaak
Slide 3 - Quiz
10.1 c. Wat is het verschil tussen een Griekse mythe en een sprookje?
Slide 4 - Question ouverte
10.2 a Welke godin wordt aangeroepen in regel 1?
A
Ἀνδρα
B
Μουσα
C
πολυτροπον
D
πολλα
Slide 5 - Quiz
10.2 a. Noteer de Nederlandse vertaling van dit woord.
Slide 6 - Question ouverte
10.2 b. Met welk woord wordt de godin in regel 10 aangeroepen?
A
ἁμοθεν
B
θεα
C
θυγατερ
D
Διος
Slide 7 - Quiz
10.2 c Welke woorden zeggen meer over deze godin?
A
των ἁμοθεν γε
B
θυγατερ Διος
C
εἰπε και ἡμιν
Slide 8 - Quiz
10.2 c Wat betekenen deze woorden?
Slide 9 - Question ouverte
10.3 a. Wat is de naam van de man?
(let op de spelling!)
(let op de spelling!)
Slide 10 - Question ouverte
10.3 b Wie wordt met 'die' bedoeld?
A
Helios
B
Hyperion
C
Odysseus
D
Muze
Slide 11 - Quiz
10.3 c Waarom kwam Odysseus wel thuis, zijn vrienden niet?
A
Odysseus was een slechte leider
B
het schip zonk, alleen Odysseus werd gered
C
de vrienden hadden Poseidon beledigd
D
de vrienden aten de koeien van Helios op
Slide 12 - Quiz
10.4 Wie is Odysseus op de afbeelding?
A
de eerste man links
B
de man bij de mast
C
de man rechts naast de mast
D
de man achterin het schip
