coniunctivus in de hoofdzin

De coniunctivus is een
A
wijze
B
imperativus
C
indicativus
D
modus
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

De coniunctivus is een
A
wijze
B
imperativus
C
indicativus
D
modus

Slide 1 - Quiz

Hoe herken je de con. praesens in de e,mk en i-stam?
A
aan de -a
B
aan de -e
C
aan de -i
D
aan de -u

Slide 2 - Quiz

Con.praesens in de hoofdzin
A
aansporing
B
twijfel
C
onvervulbare wens
D
irrealis van het heden

Slide 3 - Quiz

Con. praesens in de hoofdzin
A
vervulbare wens
B
mogelijkheid/waarschijnlijkheid
C
irrealis van het verleden
D
doel

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Ne credamus istis barbaris.
Welke coniunctivus?
A
Optativus
B
Potentialis
C
prohibitivus
D
adhortativus

Slide 6 - Quiz

vertaal: Ne credamus istis barbaris.
(credere+ abl. = geloven)

Slide 7 - Question ouverte

Hac victoria gaudeamus.
Welke coniunctivus?
A
irrealis
B
potentialis
C
adhortativus
D
dubitativus

Slide 8 - Quiz

Utinam pater lacrimis nostris commoveatur.
Welke coniunctivus?
A
optativus - vervulbare wens
B
potentialis
C
optativus- onvervulbare wens
D
adhortativus

Slide 9 - Quiz

Caesar milites misit qui barbaros oppugarent
hoe vertaal je de bijzin?
A
doel: zodat
B
tijd > wanneer, toen
C
negatief doel: zodat niet
D
doel: die moesten

Slide 10 - Quiz

Cum Caesar veniret, Cleopatra laeta erat.
Hoe vertaal je de bijzin
A
doel: zodat
B
tijd > wanneer
C
negatief doel: zodat niet
D
doel: die moesten

Slide 11 - Quiz

Caesar milites misit ut urbem caperent
Hoe vertaal je de bijzin
A
doel: zodat /om te
B
tijd > wanneer
C
negatief doel: zodat niet
D
doel: die moesten

Slide 12 - Quiz

Quis hoc dubitet?
welke coniunctivus?
A
dubitativus
B
potentialis
C
optativus
D
irrealis

Slide 13 - Quiz

Si hoc dicas, erres
welke coniunctivus?
A
adhortativus
B
potentialis
C
irrealis
D
realis

Slide 14 - Quiz

welke tijd is intraveritis
?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 15 - Quiz

Aestate ne flumina intraveritis.
welke coniunctivus?
A
adhortativus
B
prohibitivus
C
potentialis
D
irrealis

Slide 16 - Quiz

Hoe herken je de con. praesens van de a-stam?
A
aan de -a
B
aan de -i
C
aan de -e
D
aan de o

Slide 17 - Quiz