Persoonsvormen in samengestelde zinnen


1. Uitleg
Persoonsvorm in samengestelde zinnen
2. Quiz
3. Huiswerk



Wat gaan we vandaag doen?
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


1. Uitleg
Persoonsvorm in samengestelde zinnen
2. Quiz
3. Huiswerk



Wat gaan we vandaag doen?

Slide 1 - Diapositive


  • Je weet wat een samengestelde zin is.
  • Je weet wat hoe je de persoonsvorm in samengestelde zinnen moet spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

Samengestelde zinnen
  • Er zijn zinnen met één persoonsvorm (enkelvoudige zinnen) en zinnen met meerdere persoonsvormen (samengestelde zinnen).
  • Terwijl ik op de bus wachtte, luisterde ik naar muziek op mijn telefoon.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Samengestelde zinnen
  • Stel vast hoe veel werkwoorden er in de zin staan. 
  • Verander alle werkwoorden van tijd.
  •  De werkwoorden die van tijd kunnen veranderen, zijn de persoonsvormen. De andere werkwoorden zijn bijvoorbeeld het onderwerp of voltooid deelwoord.
De Big-Bazar heeft besloten de strijd op te geven, omdat de winkelketen geen extra tijd krijgt.
De Big-Bazar had besloten de strijd op te geven, omdat de winkelketen geen extra tijd kreeg.





Zo vind je de persoonsvorm in:

Slide 5 - Diapositive

De dokter (behandelen) Piet aan zijn voet
A
Behandelt
B
Behandeld
C
Behandeldt

Slide 6 - Quiz

(Verzenden) jij het appje naar je moeder?
A
Verzend
B
Verzendt
C
Verzent

Slide 7 - Quiz

(Laden) je straks even je telefoon op?
A
Laadt
B
Laad

Slide 8 - Quiz

Gisteren (praten) Mick en Luuk met elkaar op het schoolplein.
A
praten
B
praatten
C
prate
D
praatte

Slide 9 - Quiz

(Worden) je moeder nooit boos op je?
A
Wordt
B
Word

Slide 10 - Quiz

Jullie (raden) gisteren alle antwoorden goed op de toets.
A
raden
B
rade
C
raadden
D
raadde

Slide 11 - Quiz

De schilder (verven) zijn huis

A
verfde
B
verfte
C
verfdte

Slide 12 - Quiz

Mijn moeder (geloven) mij vorige week niet.
A
geloofte
B
geloofde

Slide 13 - Quiz

Er (gebeuren) iets in de les gisteren.

Slide 14 - Question ouverte

Hij (vertellen) me nu wat ik moet doen.
A
vertelt
B
verteld
C
verteldt

Slide 15 - Quiz

Mijn broer (verwaarlozen) zijn goudvis.
A
verwaarlooste
B
verwaarloosde
C
verwaarloosten
D
verwaarloosden

Slide 16 - Quiz

Hij (vertellen) nu tegen mij wat hij gaat doen.

Slide 17 - Question ouverte

De foto van zijn nieuwe sneakers die hij op Instagram heeft geplaatst, is al vaak ... (liken).
A
geliket
B
geliked
C
liked
D
likete

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste spelling van de werkwoord in:
In de bioscoop speelde een film met veel ... (crashen) en ... (tunen) auto's.

Slide 19 - Question ouverte

Tijdens het schoolreisje ... (slenteren) Frits ... (mopperen) achter de rest van zijn klasgenoten aan, terwijl de ... (inspireren) gids ... (vertellen) over de geschiedenis van het gebouw.

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste spelling van de werkwoord in:
De door Marcel ... (maken) grappen worden door Gijs ... (noteren).

Slide 21 - Question ouverte

En de laatste vraag... 

Slide 22 - Diapositive

Hij (betalen) met zijn pinpas.
A
betaald
B
betaalt
C
betaaldt

Slide 23 - Quiz

Wat?
Huiswerk - persoonsvorm in samengestelde zinnen
Hoe?
KLIK
Hulp
Lees de theorie! - of steek je vinger op. 
Tijd
Tot het einde van de les
Waarom?
Om te oefenen met de spelling van persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Klaar?
Kijk of je het huiswerk van voorgaande weken ook af hebt
Opdrachten

Slide 24 - Diapositive