Chapitre 5 Dossier Santé
1 / 23
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
timer
2:30
l'oeil
le bras
le pied
le dos
le genou
le ventre
la tête
het oog
de rug
de voet
de buik
de knie
de arm
het hoofd
Slide 5 - Question de remorquage
Hoe zeg je?
Zij heeft buikpijn.
Zij heeft buikpijn.
A
Elle a mal au genou.
B
Elle a mal au ventre.
C
Elle a mal à le genou.
D
Elle a mal aux ventre.
Slide 6 - Quiz
Hoe zeg je?
Jij hebt hoofdpijn.
Jij hebt hoofdpijn.
timer
1:00
Slide 7 - Question ouverte
le corps
l'hôpital
le médicament
tomber malade
la maladie
traiter
het lichaam
het ziekenhuis
behandelen
ziek worden
de ziekte
het medicijn
Slide 8 - Question de remorquage
Slide 9 - Diapositive
Wat heb je opgemerkt in de zinnen?
Wat zou de regel zijn?
Wat zou de regel zijn?
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
C'n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
Ce n'est pas
Slide 12 - Quiz
Wat is de ontkenning in het Frans voor "niets"
A
ne ... personne
B
ne... plus
C
ne... jamais
D
ne ... rien
Slide 13 - Quiz
maak ontkennend:
j'ai
j'ai
A
j'ai ne pas
B
je ne ai pas
C
j'n'ai pas
D
je n'ai pas
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van de ontkenning ' niet meer ' ?
A
ne...pas
B
ne...plus
C
ne...pas encore
D
ne...jamais
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Terugblik: behaalde doelen benoemen= woordjes kennen of ontkenning herkenne of kunnen gebruiken?
