2MH

2MH
Woensdag 7 mei 2025
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

2MH
Woensdag 7 mei 2025

Slide 1 - Diapositive

Wat is het leukste wat je hebt gedaan tijdens de meivakantie?

Slide 2 - Question ouverte

Tegenwoordige tijd
Denk altijd aan het werkwoord lopen
ik .... 
jij ....
hij ....
.... jij?

Kijk naar het werkwoord, haal het onderwerp eruit en vervoeg op de juiste manier. 

Slide 3 - Diapositive

Verzorgen: Post.nl ____________ de verzending van dat pakje wel.
A
verzorgd
B
verzorgt
C
verzorgdt
D
verzorgde

Slide 4 - Quiz

Giechelen: Zij ________________ al de hele les.
A
giechelt
B
giegelt
C
giegeld
D
giecheld

Slide 5 - Quiz

Worden: ___________ je 10 of 11 jaar oud?
A
Word
B
Wordt
C
word
D
wordt

Slide 6 - Quiz

Worden: ____________ je zus 16 of 17 jaar?
A
wordt
B
word
C
Wordt
D
Word

Slide 7 - Quiz

bedoelen: Wat ____________ de juf nu eigenlijk?
A
bedoeld
B
bedoeldt
C
bedoelde
D
bedoelt

Slide 8 - Quiz

beoordelen: De trainer ______________ zijn speler positief.
A
beoordeelde
B
beoordeeld
C
beoordeelt
D
beoordeelt

Slide 9 - Quiz

antwoorden: Hij _______________ op de vraag.
A
antwoort
B
antwoord
C
antwoordt

Slide 10 - Quiz

melden: De krant _____________ weinig nieuws!
A
meld
B
meldt
C
melt

Slide 11 - Quiz

Verleden tijd
1) sterkte werkwoorden (klank verandering) ->  lopen / liepen, zwemmen/zwommen 
2)  zwakke werkwoorden (geen klank verandering) -> 't kofschip x
- Hele werkwoord (wij-vorm)
- EN weghalen
- Wat is de laatste letter? 
- Zit de letter in 't kofschip x? 
 - Ja? schrijf te/ten 
- Nee? schrijf de/den

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

herstellen:
Toen ____________ de juf van haar gebroken been.

Slide 14 - Question ouverte

verwoesten:

Vorige week _____________ ik mijn werkstuk.

Slide 15 - Question ouverte

luisteren:

Afgelopen donderdag ____________ ik naar een nieuw nummer.

Slide 16 - Question ouverte

Verwarmen:
De werknemers ______________ toen het hele gebouw.

Slide 17 - Question ouverte

adopteren:
Hendrik en Stevano _____________ gisteren een kat.

Slide 18 - Question ouverte

bedoelen:
Jij ____________ toen die leuke gymles.

Slide 19 - Question ouverte

reizen:
Vorige week ________ ik met het vliegtuig naar Barcelona.

Slide 20 - Question ouverte

halen:
Je _____________ afgelopen week elke dag de kopjes op.

Slide 21 - Question ouverte

ontmoeten:
Afgelopen woensdag _____________ Kaya haar tante.

Slide 22 - Question ouverte

spelen:
Wij ____________ gisteren maar een half uur.

Slide 23 - Question ouverte

raden:
Mike __________ gisteren het aantal dropjes in de pot.

Slide 24 - Question ouverte

Huiswerk:
Maak 38, 39, 41 en 42 in je module. 

Slide 25 - Diapositive

Voltooid deelwoord (VD)
Ik huil (TT)
Ik huilde (VT)
Ik heb gehuild (VD)

Herkennen van het voltooid deelwoord (VD): 
1) begint bijna altijd met ge-, be-, ver- of ont-
2) eindigt op -en, -t of -d
3) hoort altijd bij een hulpwerkwoord (hebben/zijn)

Slide 26 - Diapositive

grazen:
De pony's hebben op de groene heuvel ________
A
gegraast
B
gegraasd
C
gegraasdt
D
gegraazt

Slide 27 - Quiz

reizen:
Mijn zus is vorige week voor haar werk naar Japan _________.
A
gereisd
B
gereist
C
gereizd
D
gerezen

Slide 28 - Quiz

opvoeden:
In Thailand wordt een jonge verdwaalde zeekoe __________ door mensen.
A
opgevoet
B
opvoet
C
opvoed
D
opgevoed

Slide 29 - Quiz

verrassen:
Een fan van negentig jaar werd __________ door een bezoek van haar idool.
A
verasst
B
verrast
C
verassd
D
verrassd

Slide 30 - Quiz

ontwerpen:
In Amersfoort hebben 300 kinderen een verbeterde versie van hun school en schoolplein ________.
A
ontwerpt
B
ontwerpd
C
ontworp
D
ontworpen

Slide 31 - Quiz

verplaatsen:
Een deel van de paarden wordt _________ naar Spanje en Wit-Rusland.

Slide 32 - Question ouverte

rekenen:
Karin en Suzan hadden op de komst van hun broer __________.

Slide 33 - Question ouverte

verbouwen:
Vroeger hebben mijn grootouders groentes __________.

Slide 34 - Question ouverte

luisteren:
Samantha heeft naar de muziek ________________.

Slide 35 - Question ouverte

knippen:
Daniël heeft zijn haren ____________.

Slide 36 - Question ouverte

reizen:
Wij zijn naar Thailand __________.

Slide 37 - Question ouverte

Onvoltooid deelwoord (OD)
Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog bezig is of dat je nog bezig bent met iets. 
Voorbeeld: 
Lachend fietste het meisje naar huis. 
Huilend rende ze de klas uit. 
Niezend rende hij rond. 

Slide 38 - Diapositive

Hoe schrijf je het onvoltooid deelwoord? 

Je schrijft altijd het hele werkwoord (infinitief), ook wel de 
wij-vorm + d OF hele werkwoord + de (komt weinig voor). 

Slide 39 - Diapositive

Maak bladzijde 46 en 47 in je module
 (niet af? huiswerk voor volgende week!)

Slide 40 - Diapositive