Hoofdstuk 4.3 schakelingen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 4  - Elektriciteit

Wat is de planning

• huiswerk (par 1 en 2)  bespreken
• theorie paragraaf 3
• huiswerk maken

Stroomsterkte zegt je iets over:

1. Hoeveel deeltjes er langs 'stromen'
2. Hoe 'snel' de deeltjes gaan
3. Hoeveel elektrische energie een deeltje 'draagt'
4. Hoe 'energiek' een deeltje is

Spanning zegt iets over:

1. Hoeveel deeltjes er langs 'stromen'
2. Hoe 'snel' de deeltjes gaan
3. Verschil in elektrische energie op 2 punten in stroomkring
4. Hoe 'energiek' een deeltje is

Met welke eenheid meten we spanning

1. ampere
2. vermogen
3. volt
4. watt

De hoeveelheid stroom wordt uitgedrukt in stroomsterkte. Wat is het symbool voor stroomsterkte?

1. E
2. I
3. U
4. P

Wat is de eenheid van stroomsterkte?

1. Volt (U)
2. Ampère (a)
3. Ampère (A)
4. Watt (W)

Zet de spanningsbronnen bij de juiste spanning

Laagste Spanning

Hoogste Spanning

1,5 Volt

9 Volt

12 Volt

230 Volt

Hoe komt het dat er geen spanning van 230 V op jouw telefoon staat als deze oplaadt?

Paragraaf 3

• Symbolen
  

Je ziet hieronder een aantal schakelsymbolen. Plaats ieder schakelsymbool in het vakje met de juiste naam.

schakelaar

lamp

batterij

voltmeter

Paragraaf 3

• Serieschakeling

In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.

Als 1 lampje kapot gaat, wordt de 

stroomkring onderbroken en gaan

de andere lampjes ook uit. 

Serieschakeling

• Een serieschakeling is een 

        schakeling zonder een 

        vertakking.

Serieschakeling

Stroomsterkte in een serieschakeling

Kenmerken serie schakelingen

• De stroomsterkte is overal gelijk.
  
• De spanning verdeelt zich.
  
• Valt een apparaat uit, dan valt alles uit.
  
• Toepasing; kerstlampjes, batterijen in speelgoed.

Parallelschakeling

Stroomsterkte in een parallelschakeling

Eigenschappen parallelschakeling

• Je kunt elk lampje met een eigen  schakelaar aan
   en uit doen.
• Als één lampje kapot gaat kunnen  de anderen
  blijven werken.
• Elk lampje krijgt de volledige  spanning van de spanningsbron.

Wat geeft de
spanningsmeter
aan?

1. 2,5 volt
2. 25 volt
3. 12,5 volt
4. 0 volt

Een voltmeter sluit je aan op plaats

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In een serieschakeling is de:

1. Stroomsterkte overal gelijk
2. Spanning overal gelijk
3. Energie overal gelijk
4. Vermogen overal gelijk

In een parallelschakeling is de:

1. Stroomsterkte overal gelijk
2. Spanning overal gelijk
3. Energie overal gelijk
4. Vermogen overal gelijk

De schakelaars staan beide open.
Welk lampje brandt als je alleen schakelaar a sluit

1. lampje 1
2. lampje 2
3. lampje 1 en 2
4. geen lampje

De schakelaars staan beide open.
Welk lampje brandt als je alleen schakelaar b sluit

1. lampje 1
2. lampje 2
3. lampje 1 en 2
4. geen lampje

Welk lampje valt ook uit als je lampje 2 losdraait

1. lampje 1
2. lampje 3
3. lampje 4
4. geen lampje

Welk lampje valt ook uit als je lampje 4 losdraait

1. lampje 1
2. lampje 2
3. lampje 3
4. geen lampje

Welk lampje valt ook uit als je lampje 1 losdraait

1. lampje 2
2. lampje 3
3. lampje 4
4. geen lampje

Wat kun je nu?

Huiswerk 10-04

Havo 2 : 

• lezen paragraaf 3
• maken paragraaf 3:  1 t/m 9

Vwo 2:

• lezen paragraaf 3: 
• maken paragraaf 3: 1 t/m 11