Repaso unidad 5+6

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Unidad 5+6

Ga de hele presentatie bij lang. Soms moet je vragen invullen, kom er een quiz of een andere opdracht.

Neem alsjeblieft via Itslearning contact met mij op als je vragen hebt. ¡Mucha suerte!

Contesta en español:
¿Qué hay en tu habitación?

Contesta en español:
¿De dónde eres?

Contesta en español:
¿Dónde está tu ordenador?

Contesta en español:
¿A qué hora abre la biblioteca?

Vertaal naar het Spaans:
"het halletje"

Vertaal naar het Spaans:
"de wasmachine"

Vertaal naar het Spaans:
"naast"

Vertaal naar het Spaans:
"het gemeentehuis"

Vertaal naar het Spaans:
"het postkantoor"

Vertaal naar het Spaans:
"rechts van, aan de rechterkant van"

Correcto o incorrecto:
Nosotros somos en la playa.

1. correcto
2. incorrecto

Correcto o incorrecto:
Ellos son holandeses.

1. correcto
2. incorrecto

Correcto o incorrecto:
El elefante está al lado de la silla.

1. correcto
2. incorrecto

Correcto o incorrecto:
El gato está debajo de la caja.

1. correcto
2. incorrecto

Presente onregelmatige werkwoorden:
Ellos-cerrar

Presente onregelmatige werkwoorden:
Vosotros-ir

Presente onregelmatige werkwoorden:
Yo-jugar

Presente onregelmatige werkwoorden:
Él-hacer

Presente onregelmatige werkwoorden:
Usted-dormir

Imperativo (gebiedende wijs)
Tú-pegar

Imperativo (gebiedende wijs)
Tú-abrir

Imperativo (gebiedende wijs)
Tú-venir

Correcto o incorrecto:
¡Cierras la puerta!

1. correcto
2. incorrecto

Correcto o incorrecto:
¡Habla más despacio, por favor!

1. correcto
2. incorrecto

Correcto o incorrecto:
¡Estudias para el examen!

1. correcto
2. incorrecto