Herhalingsles

Leerdoelen
  1. Wat zijn primaire en secundaire bronnen?
  2. Wanneer is een bron betrouwbaar?
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
  1. Wat zijn primaire en secundaire bronnen?
  2. Wanneer is een bron betrouwbaar?

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn bronnen?

Objecten/voorwerpen dat rechtstreeks informatie geeft over het verleden (historische bron) en zelf dus ook uit het verleden komt. 

- GESCHREVEN en ONGESCHREVEN
- PRIMAIRE en SECUNDAIRE 

Slide 2 - Diapositive

Griekse vaas, ongeschreven
Dagboek van Anne Frank, geschreven
Voorbeelden van primaire bronnen

Slide 3 - Diapositive

PRIMAIRE BRONNEN

  • Gecreëerd zijn in het verleden door historische personen. 
  • Bedoeld of onbedoeld. 

SECUNDAIRE BRONNEN

  • Beschrijven het verleden.
  • Geven informatie over het verleden en worden gemaakt door onderzoekers of historici,  vaak door primaire bronnen te bestuderen. 

Slide 4 - Diapositive

Primair  x Secundair:
  • Primair = uit de tijd zelf 
  • Secundair = later gemaakt

Slide 5 - Diapositive

Betrouwbaarheid bronnen. 
Historische bronnen zijn niet altijd betrouwbaar.
- wie heeft het gemaakt? 
- waarom is het gemaakt? 
- wat is er weg gelaten? 
- in welke tijd is het gemaakt?  
- is het een bron uit de tijd zelf?
- staan er vooral feiten of vooral meningen in de bron?
- Kun je de informatie in deze bron ook in andere bronnen vinden?

Slide 6 - Diapositive

OEFENTOETS MAKEN
Eerste 10 minuten zonder boek
15 minuten met boek
Daarna bespreken

Slide 7 - Diapositive

Griekse 
stadstaten
  • Griekenland bestaat uit een vasteland en honderden eilanden.
  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw).
  • Contacten tussen steden waren daardoor erg moeilijk.  
  • Steden bleven zelfstandig.

Slide 8 - Diapositive

Griekse 
stadstaten
  • Elk stad zorgden voor zichzelf met een eigen regering en eigen leger. 

  • Stadstaat: een staatje bestaande uit een stad met omgeving.

  • Ook wel een polis genoemd (meervoud poleis).


Van het woord polis komt het woord "politiek": de manier waarop mensen de macht onder elkaar verdelen. 

Slide 9 - Diapositive

Griekse 
stadstaten 
  • Stadstaten worden op verschillende bestuurd

  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden

  • Landbouwstedeljke samenleving.
De bekendste poleis waren Athene en Sparta

Slide 10 - Diapositive

Kolonies buiten Griekenland (1)
  • Een kolonie is een gebied van een land buiten dat land

  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw)

  • Een mislukte oogst betekende al snel een hongersnood

Slide 11 - Diapositive

Kolonies buiten Griekenland (2)
  • In de 8e eeuw v.Chr. groeide de bevolking, en de boeren konden niet iedereen voeden.
  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven.
  • Met schepen voeren ze over de Middellandse en de Zwarte Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen.
  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije.

Slide 12 - Diapositive

De samenleving in Athene

De handel:
  • In de 5de en 4de eeuw leidde de handel tot grote welvaart (rijkdom).

Slide 13 - Diapositive

Groepsverdeling in de Atheense samenleving
  1. Volwassen mannen die in Athene geboren waren: hadden de meeste rechten en bezaten veel grond. Vrije burgers met politieke en sociale invloed.
  2. Vreemdelingen: woonden en werkten in Athene, maar hadden geen burgerrechten. Ze waren vaak actief in de handel of nijverheid en moesten een speciale belasting betalen om in Athene te mogen verblijven.

Slide 14 - Diapositive

Groepsverdeling in de Atheense samenleving
  1. Vrouwen: hadden weinig rechten en mochten niet deelnemen aan het politieke leven. Ze zorgen voor de kinderen en het huishouden.
  2. Slaven: hadden geen rechten en waren het eigendom van anderen. Ze werkten in huishoudens, op het land, in werkplaatsen of in de mijnen. 
  • Slavernij was heel gewoon. Slaven waren ongeveer 1/3 van de bevolking. 

Slide 15 - Diapositive

  • Politiek: heeft te maken met het bestuur van een staat. De stadstaten waren politiek onafhankelijk: ze namen alle beslissingen over zichzelf.
  • Een staat met een koning noemen we een monarchie. Maar de koningen verloren vaak hun macht. 
  • Na de koningen werd de adel de baas in de stadstaat. Dit is een groep rijke mensen met veel aanzien. Deze bestuursvorm is een aristocratie.


Slide 16 - Diapositive

Goede en slechte tirannen
  • De bestuurders van de stadstaten stelden wetten (regels waaraan mensen zich moeten houden) vast.
  • Soms greep iemand de macht en ging de stadstaten alleen regeren = tiraan

Slide 17 - Diapositive

Tirannie
  • De bestuursvorm met een tiran heeft tirannie.
  • Je bent een tiran wanneer je alle macht in handen hebt: alleenheerschappij
  • In de Griekse stadstaten waren er goede en slecht tirannen. 

Slide 18 - Diapositive

2. Hoe bestuurden de Atheense burgers zichzelf?
Clisthenes bedacht een nieuwe systeem om de stadstaat te besturen: DEMOCRATIE
In het Atheense democratie kwam de macht in handen waren van de vrije, volwassen mannen waarvan beide ouders in Athene waren geboren: de burgers: 
Burgers hadden bepaalde rechten, bijv:
  • het recht om land te bezitten
  • het recht om te spreken 
  • het recht om te stemmen in de volksvergadering

Slide 19 - Diapositive

Democratie
  • Demos = volk , Kratos = heersen : het volk heerst / volksregering
  • Bestuursvorm waarbij burgers zelf mogen meepraten en stemmen.
  • Athene werd in 507 v.C. een democratie.
  • Niet alle Grieken vonden de democratie de beste bestuursvorm. 

Slide 20 - Diapositive

Historische vaardigheden

Continuïteit: iets dat in de loop van de tijd niet of nauwelijks zijn veranderd. 

Verandering: iets dat anders is. Er zijn langzame en een snelle veranderingeny.

Slide 21 - Diapositive

De Griekse godenwereld(2)
  • De goden waren onsterfelijk, hadden macht over het leven van de mensen en hadden menselijk eigenschappen.
  • De belangrijkste goden woonden in de berg Olympos.
  • Halfgoden.

Slide 22 - Diapositive

2. Wat zijn mythen? Geef een voorbeeld.
  • Verhalen over goden. Heeft vaak een lesje aan het einde. 
  • Mythen kunnen ook gaan over halfgoden, helden en gewone mensen.
  • Mythen werden gebruikt om de wereld te verklaren. Bijv. de goden zorgen voor voor- en tegenspoed.

Slide 23 - Diapositive

Griekse tempels
  • De grieken bouwden tempels om de goden gunstig te stemmen en te eren. 
  • Ook organiseerden ze sportwedstrijden, zoals de Olympische Spelen. 
  • De Grieken gingen naar een tempel met vragen. Ze zochten antwoorden bij de goden. In de tempel deed de goden uitspraken.
  • Er waren zowel priesters als priesteressen aanwezig in de tempels.
1. Hoe belangrijk waren de goden in het leven van de Grieken?

Slide 24 - Diapositive

3. Hoe gingen Griekse wetenschappers denken en onderzoeken?
  • Vanaf de 6e eeuw waren er Grieken die niet meer geloofden dat gebeurtenissen in de natuur en de samenleving het werk waren van goden. 
  • Ze wilden met hun verstand begrijpen hoe dingen in elkaar zaten. 
  • Ze zochten naar logische verklaringen door onderzoek te doen.
  • Filosofen.

Slide 25 - Diapositive

Wat onderzochten de Grieken: filosofie
Filosofie: denken over grote levensvragen, dilemma's. Zoeken naar wijsheid.
  • Socrates (ethiek, kreeg de doodstraf) 
  • Plato (politiek, ideale samenleving)
  • Aristoteles (het doel van het leven. Leraar van Alexander de Grote)

Ook in onze tijd is belangrijk om vragen te stellen om problemen op te lossen. 


Slide 26 - Diapositive

Griekse vaas, ongeschreven
Dagboek van Anne Frank, geschreven
Directe bronnen

Slide 27 - Diapositive

PRIMAIRE BRONNEN

  • Gecreëerd zijn in het verleden door historische personen. 
  • Bedoeld of onbedoeld. 

SECUNDAIRE BRONNEN

  • Beschrijven het verleden.
  • Geven informatie over het verleden en worden gemaakt door onderzoekers of historici,  vaak door primaire bronnen te bestuderen. 

Slide 28 - Diapositive

Bouwkunst
  • Tempels waren symmetrisch: de linker- en rechterhelft waren elkaars spiegelbeeld.
  • Voorbeeld van symmetrie: even aantal zuilen (stenen palen)

Slide 29 - Diapositive

5. Wat zijn de kenmerken van de Griekse bouwkunst, beeldhouwkunst en schilderkunst?
  • Vanaf de 5e v.Chr. maakten Grieksen beeldhouwers stenen en bronzen beelden die goed klopten met de werkelijkheid. 
  • Om het echt te laten lijken, kregen beelden vaak een ontspannen houding of zat er beweging in. 

Slide 30 - Diapositive

Beeldhouwkunst
Reliëf: Een techniek waarbij een afbeelding in een vlakke ondergrond wordt uitgehakt.


Slide 31 - Diapositive

Alle kunstwerken uit de oude Griekse noemen we: klassiek

Slide 32 - Diapositive

Oude Grieken vs Perzen: 
  • Eerste Perzische Oorlog (492 v. Chr. tot 490 v. Chr.)
  • Tweede Perzische Oorlog (480 v. Chr. tot 479 v.Chr.)
  • De Perzen nemen veel Griekse koloniën. Deze koloniën moesten veel belastingen aan de Perzen betalen. Ze komen in opstand. 
  • De Griekse stadstaten werken samen tegen de Perzen en winnen de oorlog!
Athene vs Sparta:  
  • Peloponnesische Oorlog (431 v.Chr. tot 404 v.Chr.)
  • De aanleiding (directe oorzaak): een conflict (ruzie) over handel tussen Athene en de stadstaat Megara.
  • Sparta en bondgenoten wonnen de strijd! 

Slide 33 - Diapositive

Alexander de Grote
  • In 334 v.Chr. viel de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzen aan. 
  • Hij versloeg het Perzische leger in de Slag bij Issos en veroverde het hele Perzische rijk. 
  • Enorme rijk: hij veroverde gebieden tot in het huidige Pakistan!
  • Overwonnen volken namen de Griekse kunst, filosofie en wetenschap over.
  • Stichting van steden (Alexandria) om eenheid te creëren.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Athene hegemonie
De stadstaten willen voorkomen dat de Perzen opnieuw zouden binnenvallen, daarom werden ze bondgenoten.
Maar...
Athene nam alle beslissingen zelf en bepaalde wat de bondgenoten moesten doen.
Sommige stadstaten hadden een henkel aan de buitenlandse politiek van Athene. 
Bijv: bondgenoten moesten de democratie invoeren en moesten Athene geld betalen. 
Wat als je niet deed wat Athene wilde?
Ze werden door Athene aangevallen en kregen Atheens legerkamp bij de stad!

Slide 36 - Diapositive

Sport en godsdienst
Sport was nauw verbonden met religie (geloof, godsdienst): het was een manier om de goden te eren.

Bijvoorbeeld: in Olympia werden om de vier jaar de Olympische Spelen gehouden ter ere van Zeus. De Spelen duurden vijf dagen, en op de middelste dag werd een groot geschenk (meestal een offer) naar de tempel van Zeus gebracht om hem gunstig te stemmen.


Slide 37 - Diapositive