• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

grammatica opdr 11-12 (rvl)

1 T/H Blok 3 Grammatica 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1 T/H Blok 3 Grammatica 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
-Heb je de stof over lidwoorden, werkwoorden en zelfstandige naamwoorden nog eens herhaald.

Slide 2 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandige’ dingen.

  • Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
    Lady Gaga, Pluto, Samsung
  • Woorden voor concrete zaken
    tafel, laptop, toets
  • Woorden voor abstracte zaken
    twijfel, werk, grootte

Slide 3 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandignaam woorden komen in verschillende vormen voor. Let op de volgende zaken om ze te herkennen:

  • Je kan er een lidwoord voor zetten, ‘de’, ‘het’, ‘een’:
    de taart, het kopje, een stekker
  • Enkelvoud of meervoud
    taart – taarten, kopje – kopjes
  • Verkleinwoord
    taart – taartje, kop - kopje

Slide 4 - Slide

Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (lid)
de, het, een

  • Er zijn twee bepaalde lidwoorden (de, het) en er is een onbepaald lidwoord (een).
  • Bij een bepaald lidwoord weet je precies waarom het gaat, bij een onbepaald lidwoord kan het om van alles gaan.

bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’
  • mannelijk               de leraar
  • vrouwelijk               de actrice
  • onzijdig                   het station 
  • verkleinwoord       het autootje

onbepaald lidwoord: ‘een’
  • mannelijk              een leraar
  • vrouwelijk              een beroemde actrice
  • onzijdig                  een koud, leeg station

Slide 5 - Slide


Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden ken je al.

Nu volgen enkele herhalingsoefeningen.

Slide 6 - Slide

Bedenk zelf 3 zelfstandige naamwoorden.

Slide 7 - Open question

De zelfstandige naamwoorden uit de volgende zinnen zijn:

Evelien heeft haar agenda op de keukentafel laten liggen.
A
agenda
B
agenda, keukentafel
C
Evelien, agenda, keukentafel
D
Evelien, keukentafel

Slide 8 - Quiz

De zelfstandige naamwoorden uit de volgende zinnen zijn:

Op haar verjaardag kreeg ze veel leuke kaarten van haar beste vriendinnen.
A
ze, verjaardag, kaarten, vriendinnen
B
verjaardag, kaarten, vriendinnen
C
verjaardag, kaarten, beste vriendinnen
D
ze, verjaardag, leuke kaarten, vriendinnen

Slide 9 - Quiz

Welke 3 lidwoorden zijn er in de Nederlandse taal?

Slide 10 - Open question

Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in de volgende zin?

Onze reis start op het vliegveld en Parijs en vandaaruit vliegen we naar Barcelona.

A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 11 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in de volgende zin?

Stel je voor dat je op een dag zomaar de straatprijs en de auto wint bij de loterij.
A
5
B
4
C
3
D
2

Slide 12 - Quiz

Zelfstandige namen zijn:

namen van mensen,
dieren, planten, dingen en aardrijkskundige namen.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord


de rode jas

rode zegt iets over de jas

Slide 14 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord (bnw) 


zegt iets over een zelfstandig naamwoord (znw) 



Slide 15 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over het zelfstandige naamwoord.
    Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.

  • Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord;
    Een paarse krokodil – De krokodil is paars.

  • Heeft soms een verbogen vorm;
    Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket


  • Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter;
    Het stalen kettingslot – de katoenen sok

Slide 16 - Slide

Bedenk bij 3 objecten op de afbeelding een bijvoeglijk naamwoord
bijvoorbeeld 'de plastic tas'

Slide 17 - Open question

Breid deze zin uit met 2 bijvoeglijke naamwoorden.

De buren klagen over de muziek.

Slide 18 - Open question

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan er in deze zin ?
Mijn nieuwe fiets heeft een laag stuur.

Slide 19 - Open question

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan er in deze zin ?
Ik brand mijn volle mond aan de hete soep.

Slide 20 - Open question

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan er in deze zin ?
Het drukke verkeer heeft jaarlijks dodelijke ongelukken tot gevolg.

Slide 21 - Open question

2 BK Blok 4 Spelling
Benoem in de volgende slides het GROOT gedrukte woord.

Slide 22 - Slide

De PLAATSELIJKE politie denkt dat het een criminele bende is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 23 - Quiz

DE plaatselijke politie denkt dat het een criminele bende is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 24 - Quiz

De plaatselijke POLITIE denkt dat het een criminele bende is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 25 - Quiz

De plaatselijke politie DENKT dat het een criminele bende is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 26 - Quiz

De plaatselijke politie denkt dat het een CRIMINELE bende is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 27 - Quiz

De plaatselijke politie denkt dat het EEN criminele bende is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 28 - Quiz

De plaatselijke politie denkt dat het een criminele BENDE is.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 29 - Quiz

2 BK Blok 4 Spelling
HUISWERK 
 
Maak opdr 11 en 12
blz 134 - 135

Slide 30 - Slide

More lessons like this

BLOK 3 Grammatica deel 1 LW-ZNW-BNW

October 2024 - Lesson with 34 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

BLOK 3 Grammatica deel 1 LW-ZNW-BNW

April 2021 - Lesson with 43 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

grammatica blok 3 (totaal)

November 2022 - Lesson with 34 slides
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

2.7 grammatica

December 2022 - Lesson with 14 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Woordsoorten leerjaar 1 (persoonlijk voornaamwoord en herh)

March 2019 - Lesson with 25 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

ZN, BN, LW

January 2024 - Lesson with 17 slides
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Woordsoorten herhalen leerjaar 2 HV

March 2018 - Lesson with 27 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Woordsoorten herhalen leerjaar 2

February 2022 - Lesson with 29 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings