This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Pincode H2 Geld
LET OP DE TIMER!!
Slide 1 - Slide
Vraag 1: Wat zijn de drie functies van geld?
A
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel
B
Ruilmiddel, leensysteem en telmiddel
C
Betaalmiddel, eenheid en oppotmiddel
D
Spaarmiddel, status en ruilmiddel
Slide 2 - Quiz
Vraag 2: Welke van de volgende is géén manier om te betalen?
A
Giraal geld
B
Pinnen
C
Spaarrekening
D
Contactloos betalen
Slide 3 - Quiz
Vraag 3: Wat is de belangrijkste rol van een bank in het geldverkeer?
A
Geld drukken
B
Bemiddelen tussen vraag en aanbod van geld
C
Belasting innen
D
Inflatie beheersen
Slide 4 - Quiz
Vraag 4: Welke van de volgende is een goede reden om te sparen?
A
Sparen voor onverwachte kosten
B
Sparen voor een vakantie
C
Sparen voor een grote aankoop
D
Alle bovenstaande redenen zijn juist
Slide 5 - Quiz
Vraag 5: Stel je hebt € 2.000 op een spaarrekening met 1,5 % rente per jaar. Hoeveel rente ontvang je na één jaar?
A
€ 10
B
€ 20
C
€ 30
D
€ 40
Slide 6 - Quiz
Vraag 6: Wat is een voordeel van beleggen ten opzichte van sparen?
A
Beleggen geeft altijd gegarandeerde winst
B
Beleggen levert mogelijk een hoger rendement op dan sparen
C
Beleggen is minder risicovol dan sparen
D
Beleggen geeft meer zekerheid over je toekomstig inkomen
Slide 7 - Quiz
Vraag 7: Welke van de volgende is géén goede reden om geld te lenen?
A
Het kopen van een huis
B
Het financieren van een nieuwe auto
C
Een avondje uitgaan
D
Het starten van een eigen bedrijf
Slide 8 - Quiz
Vraag 8: Je leent €5.000 tegen een rente van 5% per jaar. Hoeveel betaal je in totaal terug na één jaar, inclusief rente?
A
€5.000
B
€5.250
C
€5.500
D
€5.750
Slide 9 - Quiz
Vraag 8b: Je zet €1.000 op een spaarrekening met een samengestelde rente van 2% per jaar. Hoeveel heb je na 2 jaar op je rekening staan, afgerond op hele euro’s?
A
€1.020
B
€1.040
C
€1.044
D
€1.050
Slide 10 - Quiz
Vraag 9: Welke van de volgende is een voorbeeld van een doorlopend krediet?
A
Hypotheek
B
Persoonlijke lening
C
Creditcard
D
Studielening
Slide 11 - Quiz
Vraag 10: Waarom is het handig om een begroting te maken?
A
Om te weten hoeveel geld je hebt
B
Om je inkomsten en uitgaven overzichtelijk te maken
C
Om ervoor te zorgen dat je niet te veel spaart
D
Om je schuld te vergroten
Slide 12 - Quiz
Vraag 11: Je investeert €500 met een jaarlijkse groeifactor van 1,05 . Hoeveel is je investering waard na 2 jaar, afgerond op hele euro’s?
A
€525
B
€550
C
€551
D
€553
Slide 13 - Quiz
Vraag 12: Wat is een voorbeeld van een variabele uitgave?
A
Huur van je huis
B
Energie- en waterrekening
C
Boodschappen
D
Schoolboeken
Slide 14 - Quiz
Vraag 13: Je verwacht dat je over 10 maanden €500 nodig hebt voor een vakantie. Hoeveel moet je per maand reserveren om dit bedrag te halen
A
€ 25
B
€ 50
C
€ 75
D
€ 100
Slide 15 - Quiz
Geef een situatie waarin je zou moeten kiezen tussen sparen, lenen of beleggen. Leg uit waarom je voor één van deze opties zou kiezen.