klas 3TL - bij Hfd. 3 - uitleg Futur simple II
1 / 15
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Video
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
ik zal geven (donner) = ....
A
je donne
B
je donnai
C
je donnerai
Slide 4 - Quiz
jij zult laten zien (montrer) = ......
A
tu montres
B
tu montreras
C
tu montras
Slide 5 - Quiz
jullie zullen stoppen (finir) = ........
A
vous finissez
B
vous finirez
C
vous finez
Slide 6 - Quiz
zij zullen eten (manger) = .....
A
elles mangent
B
elles mangont
C
elles mangeront
Slide 7 - Quiz
hij zal zijn (être) = ....
A
il esr
B
il êtrea
C
il sera
Slide 8 - Quiz
we zullen hebben (avoir) = ....
A
nous avons
B
nous avoirons
C
nous aurons
Slide 9 - Quiz
ze zullen gaan (aller) = ....
A
ils alleront
B
ils allent
C
ils iront
Slide 10 - Quiz
> Zet de stam voor de Futur bij het juiste werkwoord:
faire
doen
être
zijn
pouvoir
kunnen
aller
gaan
avoir
hebben
voir
zien
FER
IR
AUR
POURR
VERR
SER
Slide 11 - Drag question
Dus:
ik zal zijn
ik zal hebben
ik zal gaan
Ik zal kunnen
ik zal zien
ik zal doen
j'aurai
je serai
je pourrai
j'irai
je verrai
je ferai
Slide 12 - Drag question
faire
doen
être
zijn
pouvoir
kunnen
aller
gaan
avoir
hebben
vouloir
willen
venir
komen
FER
IR
AUR
POURR
VOUDR
SER
VIENDR
Slide 13 - Drag question
j'rai
tu iras
nous irons
il ira
vous irez
ils / elles iront
elle ira
jullie zullen gaan
ik zal gaan
jij zult gaan
hij zal gaan
wij zullen gaan
zij zullen gaan
zij zal gaan
Slide 14 - Drag question
je serai
tu feras
nous irons
il viendra
vous pourrez
ils auront
elles voudront
u zult kunnen
ik zal zijn
jij zult doen
hij zal komen
wij zullen gaan
zij zullen hebben
zij zullen willen
