H4 natuurrampen (D-toets paragraaf 2 tm 4)

1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Welk begrip hoort er bij?
Vloeibaar gesteente uit de aardmantel dat bij een vulkaanuitbarsting naar buiten komt ?

Slide 3 - Open question

Welk begrip hoort er bij?
De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat.

Slide 4 - Open question

Welk begrip hoort er bij?
Het bewegen van aardkorstplaten.

Slide 5 - Open question

Hoe noem je de schaal waarmee de zwaarte van een aardbeving wordt bepaald.
A
Schaal van Beaufort
B
Schaal van Richter
C
Schaal van Mercator
D
Schaal van Scoville

Slide 6 - Quiz

Oceanische korst bestaat vooral uit ..
A
basalt
B
graniet
C
magma
D
zandsteen

Slide 7 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Een aardbeving van 5 is vijf keer zo waar als een van 4 op de schaal van richter .
B
Een aardbeving van 5 is tien keer zo waar als een van 4 op de schaal van richter.
C
De schaal van Richter loopt tot 10.
D
De schaal van richter loopt tot 15.

Slide 8 - Quiz

Oceanische korst is vooral zwaarder door:
A
het gewicht van de oceaan.
B
de dikte van de korst
C
het soort gesteente
D
de vissen die er in zwemmen

Slide 9 - Quiz

Hoe snel bewegen platen per jaar gemiddeld?
A
Meters
B
Milimeters
C
Centimeters
D
Kilometers

Slide 10 - Quiz

Welke uitspraak is niet juist?
A
In rijke landen zal de financiële schade van een tsunami kleiner zijn.
B
Mensen (in arme landen) wonen vaak dicht bij een vulkaan van weg de vruchtbare grond .
C
Voor een eruptie kan een vulkaan opzwellen. Dit wordt gemeten met satellieten.
D
Naarmate een hypocentrum dichter bij het aardoppervlakte ligt zal de aardbeving krachtiger zijn.

Slide 11 - Quiz

Koppel de woorden aan de juiste breuklijn. 
Transform
divergent 
Convergent
Geen vulkanisme
Effusief vulkanisme
explosief vulkanisme

Slide 12 - Drag question

Convectiestroming
Aardkern
Subductiezone
Aardmantel
Midoceanische rug

Slide 13 - Drag question

 I In ondiep water worden de golven afgeremd waardoor ze in hoogte toenemen.
 II Het water komt met grote kracht op het strand aan.
 III In diep water kunnen de golven snelheden behalen van 800 km/uur.
 IV Onderzeese aardbeving.
 V De beving veroorzaakt een golf met een lengte van honderden kilometers.

I
II
III
IV
V

Slide 14 - Drag question

De volgende vragen gaan over bovenstaande afbeelding. Bekijk de afbeelding goed 
N=noord, O=oost, Z=zuid, W=West

Slide 15 - Slide

Aan welke zijde van Japan is de kans op een Tsunami het grootste? Waarom daar?

Slide 16 - Open question

Op welke plek voor de kust van Japan bevindt zich het diepste punt? Waarom daar?

Slide 17 - Open question

Leg in eigen woorden uit wat het grondeffect inhoudt.

Slide 18 - Open question

Waarom hoeven we in Nederland niet bang te zijn voor een tsunami?

Slide 19 - Open question

Welke vragen vond je moeilijk?
&
Waarover wil je extra uitleg?

Slide 20 - Open question