formuleringen en foutieve samentrekkingen

DOEL

GOED FORMULEREN

- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken

- je kunt zinnen samentrekken


1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

DOEL

GOED FORMULEREN

- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken

- je kunt zinnen samentrekken


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Congruentie = 
enkelvoudig onderwerp -> enkelvoudige persoonsvorm
meervoudig onderwerp -> meervoudige persoonsvorm
Fouten hierbij = incongruentie

Bekijk het filmpje met uitleg.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Vermijd dat/als-constructies (dat als, omdat als, dat wanneer, omdat wanneer, omdat indien enz.)

Bekijk het filmpje.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm. Het 'denkbeeldige' onderwerp van de beknopte bijzin moet wel hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. 

Bekijk het filmpje met uitleg.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Ik ben wel klaar met dit jaar, maar ik moet nog drie weken doorzetten.
A
Deze zin heeft een ow-bijzin.
B
Deze zin heeft een lv-bijzin.
C
Deze zin heeft een mv-bijzin.
D
Deze zin heeft geen bijzin.

Slide 12 - Quiz

Wie een voldoende haalt voor deze toets, kan zonder problemen naar de vierde klas van het vwo.
A
Deze zin heeft een ow-bijzin.
B
Deze zin heeft een lv-bijzin.
C
Deze zin heeft een mv-bijzin.
D
Deze zin heeft geen bijzin.

Slide 13 - Quiz

Het blijft de vraag wat ze daarmee willen bereiken.
A
Deze zin heeft een ow-bijzin.
B
Deze zin heeft een lv-bijzin.
C
Deze zin heeft een mv-bijzin.
D
Deze zin heeft een bwb-bijzin.

Slide 14 - Quiz

Bedrijvende en lijdende vorm

Bij bedrijvende en lijdende zinnen verandert het perspectief van de zin. Er gebeurt dus feitelijk hetzelfde, maar het camerastandpunt verplaatst zich.

In bedrijvende zinnen richt de camera zich op het onderwerp en in lijdende zinnen wordt het lijdend voorwerp het onderwerp.

Slide 15 - Slide

Door omstandigheden kon Lara de toets niet maken.
A
Deze zin is bedrijvend.
B
Deze zin is lijdend.

Slide 16 - Quiz

Maryam maakt de toets Nederlands met frisse tegenzin.
A
Deze zin is bedrijvend.
B
Deze zin is lijdend.

Slide 17 - Quiz

Die onvoldoende voor Duits werd door Lara gehaald.
A
Deze zin in bedrijvend.
B
Deze zin in lijdend.

Slide 18 - Quiz

Ik ben wel klaar met dit jaar, maar ik moet nog drie weken doorzetten.
Uitleg
Dit is een samengestelde zin met twee hoofdzinnen.
A
Deze zin heeft een ow-bijzin.
B
Deze zin heeft een lv-bijzin.
C
Deze zin heeft een mv-bijzin.
D
Deze zin heeft geen bijzin.

Slide 19 - Quiz

De jongen ______________ ik je vertelde, heeft zwart haar.
bij personen gebruik je 'wie"
A
waarover
B
over wie
C
daarover
D
over die

Slide 20 - Quiz

Welke zin is juist?
bij een mv gebruik je hun, na een vz gebruik je hen
A
Hans geeft aan hun een snoepje
B
Hans geeft hun een snoepje
C
Hans geeft hen een snoepje
D
Hans geeft aan hen een snoepje

Slide 21 - Quiz

Dat is het beste ..... ik ooit gedaan heb.
wat gebruik je na:
  • een zin (Hij was net op tijd, wat ik fijn vond.)
  • na overtreffende trap (beste, slimste, grootste etc)
  • na een onbepaald voornaamwoord (iets, enige etc)
A
dat
B
wat
C
dit
D
die

Slide 22 - Quiz

De wetenschap heeft .... geloofwaardigheid verloren.
A
zijn
B
haar

Slide 23 - Quiz

De media ..... veel aandacht aan die affaire.
A
besteden
B
besteedt

Slide 24 - Quiz

Dertig procent van de deelnemers ... de eindstreep niet gehaald.
een groep is enkelvoud
A
hebben
B
heeft

Slide 25 - Quiz

Wat is een beknopte bijzin?
A
een bijzin met een denkbeeldig onderwerp
B
een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm
C
geen van beide

Slide 26 - Quiz

Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.
A
foutieve beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 27 - Quiz

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden.
A
foutieve beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 28 - Quiz

Toen de leden van de Raad van Elf verschenen, gaf de burgemeester ___________ de sleutel van Breda.
hun= mv
hen= lv, na een vz krijg je hen
A
hen
B
hun

Slide 29 - Quiz

Hemelsleutels gaat over Linde, een jong meisje … wanhopig op zoek is naar veiligheid.
A
dat
B
wat
C
die
D
dit

Slide 30 - Quiz

Wat is de juiste verbetering?
De gemeente heeft zijn plannen bekend gemaakt.
A
De gemeente hebben hun plannen bekend gemaakt.
B
De gemeente heeft hun plannen bekend gemaakt.
C
De gemeente hebben haar plannen bekend gemaakt.
D
De gemeente heeft haar plannen bekend gemaakt.

Slide 31 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Ik ben stapelverliefd op de jongen dat daar loopt.
B
Ik ben stapelverliefd op de jongen wie daar loopt.
C
Ik ben stapelverliefd op de jongen die daar loopt.
D
Ik ben stapelverliefd op de jongen wat daar loopt.

Slide 32 - Quiz

De jeugd van tegenwoordig weten niet van ophouden.
A
Goed
B
Fout

Slide 33 - Quiz

Bungeejumpen is het spectaculairste … Philip ooit tijdens een vakantie gedaan heeft.
A
wat
B
dat

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Samentrekking

- de woorden moeten hetzelfde zinsdeel zijn

(pv, ow, ...)


Goed: De leraar had het warm en  (-)  zette een raam open.


Fout: Rixt liet het glas vallen en  (-)  was gebroken.

de leraar

In deze zin is 'de leraar' in beide delen het onderwerp.

het glas

In deze zin zijn er twee verschillende onderwerpen, nl: 'de leraar' en 'het glas'.

Slide 36 - Slide

Samentrekking

- de woorden moeten hetzelfde getal zijn

(meervoud of enkelvoud)


Goed: Elza drinkt graag thee, maar Lotte  (-) liever koffie.


Fout: Mijn ouders slapen in de caravan en ik  (-)  in de tent.

drinkt

Elza drinkt en Lotte drinkt - beide enkelvoud

slaap

Mijn ouders slapen = meervoud

Ik slaap = enkelvoud

Slide 37 - Slide

Samentrekking

- als je ow en pv in een zin samentrekt, moeten die op dezelfde plaats staan in de zin



wij

staan wij - gaan wij

Han

kwam Han - pv ow

Han had - ow pv

Goed: Vandaag staan wij vroeg op en gaan  (-)  zo snel mogelijk aan de slag met ons huiswerk.


Fout: Vanmorgen kwam Han te laat, want  (-)  had zich verslapen.

Slide 38 - Slide

Samentrekking

- de woorden moeten dezelfde betekenis hebben



zijn niet gekrompen

mijn T-shirts zijn gekrompen - mijn sokken zijn niet gekrompen

kromp

Lisa kromp ineen - Lisa verkrimpt / kromt ineen

Het truitje kromp - het truitje werd kleiner in de was

Goed: Mijn T-shirts zijn gekrompen, maar mijn sokken  (-)  niet  (-) .


Fout: Lisa kromp ineen van de pijn en haar truitje  (-)  in de was.

Slide 39 - Slide

Nederland wint vanavond deze kwalificatiewedstrijd, als het zich kwalificeert voor het EK.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 40 - Quiz

Over twee weken begint de proefwerkweek en dan hebben we geen les.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 41 - Quiz

Ali heeft me uitgenodigd voor zijn feest, maar jammer genoeg kan ik woensdag niet.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 42 - Quiz

De cake is klaar en gaan we meteen opeten.
A
goed
B
fout

Slide 43 - Quiz

De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor aankopen via de website.
A
goed
B
fout

Slide 44 - Quiz

Oma zette een kopje thee en opa de kopjes op tafel.
A
goed
B
fout

Slide 45 - Quiz

In Huize Avondrood wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
A
goed
B
fout

Slide 46 - Quiz

GELEERD?

GOED FORMULEREN

- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken

- je kunt zinnen samentrekken


Slide 47 - Slide

Wat wist je al?

Slide 48 - Open question

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 49 - Open question