Taal Groep 4 Thema 2 les bijvoeglijke naamwoorden

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 4

Ik wil groene schoenen kopen.

1. wil
2. schoenen
3. groene
4. kopen

De gouden ring ligt op straat.

1. ring
2. gouden
3. ligt
4. straat

Het lieve kind staat op de stoep.

1. kind
2. staat
3. op
4. lieve

Maak een goede zin.

Jantje

auto

een

rode

heeft

De jongen heeft een gele pet op.

De hoge golven zijn erg gevaarlijk.

1. hoge
2. zijn
3. golven
4. gevaarlijk

Gisteren zag ik een harige hond op straat.

De leuke klas had een vraag over één van de zinnen.

1. vraag
2. leuke
3. klas
4. zinnen

bijvoeglijke
naamwoorden

Ik denk niet dat de lange man de dief was.

De aardige agent bood aan om mij naar huis te brengen.

1. agent
2. brengen
3. bood aan
4. aardige

De harde muziek klinkt niet mooi

1. muziek
2. harde
3. klinkt
4. mooi

Hij heeft een groot kunstwerk gemaakt.

De moeder verzorgt de jonge kittens.

1. verzorgt
2. kittens
3. jonge
4. moeder

In de snoeppot zitten lekkere snoepjes.

Het kind verstopt zich altijd achter de lange gordijnen.

1. kind
2. altijd
3. lange
4. achter