les 5 andere werkwoordsvormen

Lesdoel
1. Je kent de verschillende werkwoordvormen
2. Je kunt ze op de juiste manier spellen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel
1. Je kent de verschillende werkwoordvormen
2. Je kunt ze op de juiste manier spellen

Slide 1 - Slide

De coureur (racen) afgelopen zondag in zijn (opvoeren) Ferrari naar een (klinken) overwinning.

Slide 2 - Open question

1. benadeeld
Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. benadeelt
Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 3 - Open question

1. veranderd
Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. verandert
Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 4 - Open question

1. verbaasd
Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. verbaast
Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 5 - Open question

En nu:

Slide 6 - Slide

En nu:

Slide 7 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  •                                                                        Dansen
  • Voltooid deelwoord            >         ik heb gedanst
  • Onvoltooid deelwoord      >          dansend loop ik over straat
  • Bijvoeglijk gebruikt   vdw >          de gedanste wals
  • Bijvoeglijk gebruikt odw   >          Al dansende liep hij op mij af
  • Infinitief                                   >           hij begon te dansen

Slide 8 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  • Voltooid deelwoord            
  • Onvoltooid deelwoord      
  • Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  • Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  • Infinitief         
Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.

Slide 9 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
  6. Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.
1. voltooid deelwoord
-d of -t?
langer maken of 't ex-kofschip.
Anders -en
(we hebben daar gelopen)

Slide 10 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.
2. onvoltooid deelwoord
Hele werkwoord + -d 

Dansen+d
Fluiten+d
Teleurstellen+d

Slide 11 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.
3. bijvoeglijk gebruikt volt. deelwoord
zwak ww: zo kort mogelijk
- geredde leerlingen
- verlote prijzen

Slide 12 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
3. bijvoeglijk gebruikt volt. deelwoord
sterk ww: hetzelfde als het voltooid deelwoord
- de gewassen trui
- het gekregen cadeau


Slide 13 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
4. bijvoeglijk gebruikt onvolt. deelwoord
zo kort mogelijk
- wandelende kinderen
- teleurstellende resultaten


Slide 14 - Slide

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
5. infinitief
Gewoon het hele werkwoord (t.t.)

Wij lopen
Ik houd ervan om naar school te lopen.

Slide 15 - Slide

verschil sterk en zwak
                                                                           sterk              zwak
od = onvoltooid deelwoord                    fluitend       dansend
vd = voltooid deelwoord                         gefloten      gedanst
bn = bijvoeglijk naamwoord                 gefloten       gedanste
inf = infinitief                                              fluiten          dansen
gw= gebiedende wijs                              fluit               dans

Slide 16 - Slide

Zoek de fouten:

Slide 17 - Slide

En nu:
  1. Uitleg vervoegen van import (Engelse) werkwoorden
  2. Verder met het oefenen van de persoonsvorm en importwerkwoorden

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Hoe vervoeg je importwerkwoorden? 
Gewoon als Nederlandse werkwoorden,
maar laat de -e staan bij de ik-vorm als dat nodig is voor de uitspraak.

(Ik delete, ik race, ik game)

Slide 20 - Slide

Hoe vervoeg je importwerkwoorden? 
Gewoon als Nederlandse werkwoorden,
maar laat de -e staan bij de ik-vorm als dat nodig is voor de uitspraak.
(Ik delete, ik race, ik game)

Hele werkwoord: deleten 
Ik delete                   ik deletete
jij deletet                  jij deletete
wij deleten               wij deleteten
ik heb gedeletet
de gedeletete bestanden

Slide 21 - Slide

Hoe pas je 't ex kofschip toe?
Hoe vervoeg je importwerkwoorden? 
Als je moet kiezen of er -te(n) of -de(n) achter komt: gebruik 't ex-kofschip bij de verleden tijd. 

                 

Het ziet er gek uit, dat wel...
e-mailen > zij e-mailde
breakdancen > hij breakdancete    

Slide 22 - Slide

Dubbele medeklinkers verdwijnen
Babysitten > ik babysit, ik babysitte 

Joggen        > ik jog, ik jogde   

Scannen >  ik scan, ik scande    

Tenzij het nodig is om een Engelse uitspraak aan te geven
basketballen - ik basketbal - hij basketbalt - basketbalde - gebasketbald
baseballen     - ik baseball    - hij baseballt   - baseballde    - gebaseballd 
Hele werkwoord: stressen 
Ik stres                   ik streste
jij strest                  jij streste
wij stressen               wij stresten
ik heb gestrest
de gestreste muzikant

Slide 23 - Slide

samen oefenen importwerkwoorden
Vervoeg het werkwoord 'racen'
tegenwoordige tijd:      verleden tijd:
Ik ....                                    ....
Max ....                               ....
Jullie ....                             ....
Wij hebben ...

 

Slide 24 - Slide