3.4 banken

3.4
vragen 3.2/ 3.3? 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

3.4
vragen 3.2/ 3.3? 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 3.4

Ik leg de rol van de bank uit, bij vraag en aanbod van geld

Ik benoem de voor- en nadelen als je geld belegt ipv spaart

ik verklaar het begrip vreemde valuta 

Ik reken met  wisselkoersen (euro's en vreemde valuta)?



Slide 2 - Slide

terug kijken 
3.2 ging over sparen dit is aanbod/vraag van geld
3.3. ging over lenen = vraag/ aanbod van geld



Slide 3 - Slide

Vraag en aanbod van geld

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

3.4 Nog meer bankzaken? 
Geldkringloop

Slide 6 - Slide

3.4 Nog meer bankzaken? 
Beleggen

  • je steekt je geld in iets waarvan je verwacht dat het geld opbrengt
  • je wordt eigenaar van een deel van het bedrijf
  • je loopt het risico dat je belegging minder waard wordt
  • beter om te beleggen met geld waarvan het niet erg is als je het zou verliezen

Slide 7 - Slide

3.4 Nog meer bankzaken? 
Beleggen, hoe verdien je ermee?


  • als je aandelen van een bedrijf koopt, wordt je een voor een deel eigenaar van het bedrijf
  • gaat het goed met het bedrijf -> waarde van je aandelen stijgt
  • gaat het minder goed met het bedrijf -> waarde van je aandelen daalt
  • een bank kan je adviseren, hiervoor betaal je de bank een vergoeding

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Beleggen vs Sparen
Sparen
Beleggen
Zekerheid dat je je inleg terug krijgt
Onzekerheid over terugkrijgen inleg
Vaste rente
Onvoorspelbare rente
Levert altijd iets op
Kan ook geld kosten
Vaak hoger rendement

Slide 10 - Slide

Overzicht
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst (= winst)
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 11 - Slide

Aan de slag:
Blz 82
Opdracht 1 tot 6

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Valuta
Eurozone: alle landen die met de euro betalen
Vreemde valuta: de geldsoort van landen buiten de eurozone

Totaal 27 landen 
Blauw = €
Donkergrijs = vreemde valuta

Slide 14 - Slide

Wisselkoers
Voor het omrekenen gebruik je de wisselkoers 

Er zijn 2 koersen: 
  • De aankoopkoers ('u koopt'): koers die je betaald als je vreemd geld nodig hebt en euro's verkoopt
  • De verkoopkoers ('u verkoopt'): koers die je ontvangt als je vreemd geld verkoopt en euro's aankoopt

Slide 15 - Slide

Uitleg rekenen
Britse pond- U koopt 0.89       u verkoopt 0.92

Slide 16 - Slide

Uitleg rekenen

Slide 17 - Slide

Aan de slag:
Paragraaf 3.4 afmaken 
Opdracht 1 tot 10 af. ( Blz 82 tot 85 )

Slide 18 - Slide

Wat heb je geleerd?
inloggen + filmpje kijken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Met beleggen kun je geld verliezen
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

De landen waar je met de euro kunt betalen vormen samen de eurozone.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 22 - Quiz

Kosten die de bank berekend voor het omwisselen van geld noem je
A
wisselkoers
B
aandelen
C
provisie
D
opslag

Slide 23 - Quiz

In alle landen van Europa kun je met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Wat geeft de wisselkoers aan?
A
hoeveel 1 EURO waard is in vreemde valuta
B
hoeveel 1 EURO waard is in de Eurozone
C
Als je vreemde valuta verkoopt krijg je de lage wisselkoers
D
Als je vreemde valuta koopt krijg je hoge wisselkoers

Slide 25 - Quiz

De wisselkoers van 1 euro is
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: 1,28
Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390

Slide 26 - Quiz

reken + examen
blz 93
opdracht 15 en 16  =  10 minuten

examen
blz 94
opdracht 1 t/m 5  = 10 minuten 
Klaar? 3.4 afmaken 

Slide 27 - Slide