Hoofdstuk 2 paragraaf 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

boek schrift en rekenmachine op tafel

Startopdracht: kijk de vragen tot en met 12 na

 begin daarna met vraag 14 paragraaf 2.2.  Vraag 13  mag je overslaan!

boek schrift en rekenmachine op tafel

Wat gaan we doen

• vorige les
• uitleg paragraaf 2
• samenvatting

§2.2  Sparen of beleggen?

•welke redenen er zijn om te sparen

•hoe je berekent wat sparen aan rente oplevert

•wat de voor- en nadelen van beleggen zijn

In deze les leer je:

Sparen

Sparen: een deel van je inkomen niet uitgeven  Iemand die spaart, besteedt pas  later geld dat hij nu verdient.

2.2 Sparen of beleggen? (deel 1)

Sparen

• Redenen om te sparen (= spaarmotieven)

Sparen:

het niet uitgeven van je geld

Sparen voor de rente

Sparen voor een bepaald doel

Sparen uit voorzorg

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

• Enkelvoudige rente 
• -> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
• Samengestelde rente
• -> de rente wordt bijgeschreven op je rekening
• -> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
• Let op! rente op een spaarrekening kan variabel zijn!!

2.2 Sparen of beleggen? (deel 1)

Sparen

• Je ontvangt rente
• Rentebedrag is afhankelijk van 

Rentepercentage

De hoogte van het spaargeld

De periode dat het geld op een spaarrekening staat

Rente:

een vergoeding voor iemand die zijn geld beschikbaar stelt aananderen

Rekenen met enkelvoudige rente

• Robert zet €1.500 op een spaardeposito
• Hij ontvangt van de bank 1,5% rente
• Hoeveel rente ontvangt hij na 1 jaar
• Hoeveel rente ontvangt hij totaal na 3 jaar?
• Wat is de formule?

Spaardeposito:

een spaarrekening waarop het geld voor een afgesproken periode vast staat tegen een vaste rente. De rente op een spaardeposito wordt gewoonlijk na iedere periode naar je betaalrekening overgemaakt. 

Vraag 15

2.2 Sparen of beleggen? (deel 1)

• Je hebt €2.500 op je spaarrekening. Je krijgt 1,4% rente.
• Hoeveel heb je na een jaar op je rekening staan
• €2.535
• Hoeveel heb je na twee jaar op je rekening staan
• €2.570,49

rentepercentage⋅(spaarbedrag+bijgeschreven.rente)=samengestelde.rente

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

• Ipv sparen kun je ook beleggen
• Je belegt je geld in iets waarvan je verwacht dat de waarde stijgt
• Het risico is hoger, maar het kan zijn dat je meer verdient met aandelen dan met rente
• Als het goed gaat met een bedrijf, stijgt de koers van een aandeel en wordt er dividend uitgekeerd

Dividend:

een winstuitkering van een bedrijf aan de houders van aandelen

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

Sommen 

Opbrengst aandelen:

Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel

Rendement obligaties:

Rente

Rendement

Opbrengst

Rendement spaarrekening:

Rente

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

Aan het werk!

Maken t/m opgave 20

Klaar? begin ook aan pargraaf 3

0

telefoons in de telefoontas, 

boek,  schrift en rekenmachine op tafel

Start:

schrift open, begin alvast met nakijken paragraaf 2.2

programma

uitleg paragraaf 3

Lenen kost geld!

maken paragraaf 3 ZS

Samenvatting

2.3 Lenen is betalen (deel 1)

• Geld lenen betekend dat je gebruik maakt van geld van een ander
• Het terugbetalen van dit geld, noem je aflossen
• Alles wat je meer betaald, dan dat je hebt geleend, noem je kredietkosten

2.3 Lenen is betalen (deel 1)

Je kunt om verschillende renenen geld lenen 

Leenmotieven

• Tijdelijk geldtekort
  
• Aankoop van een duurzaam consumptiemiddel
• Aankoop van een woning (hypotheek)
• Om een onverwachte tegenvaller op te vangen

2.3 Lenen is betalen (deel 1)

Consumptieve kredieten 

Consumptief krediet:

je leent geld voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen

• Persoonlijke lening
• 
  
• Doorlopend krediet
• Salariskrediet

Je leent een bedrag en betaalt dat terug in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven

Je spreekt met de bank af tot welk maximumbedrag je mag lenen, de kredietlimiet. Deze limiet blijft, dus al je weer een bedrag hebt afgelost, kun je weer opnieuw lenen tot deze limiet.

Je mag 'rood' staan tot een afgesproken bedrag. Dit bedrag is afhankelijk van je salaris

Kredietvormen

Consumptief krediet (bank):

- Persoonlijke lening

- Doorlopend krediet

- Salariskrediet

Consumptief krediet (winkel):

- Koop op afbetaling

- Huurkoop

0

Aan het werk!

Maken t/m opgave

29

behalve 26

Jelte krijgt 1,5% rente over zijn spaargeld. Op 1 januari bedroeg zijn spaargeld €1.500. Hoeveel stond er op 31 december op zijn rekening?

1. €1.725
2. €1.650
3. €1.522,5
4. €1.522,50

Dividend en koerswinst zijn het rendement van

1. een spaarrekening
2. obligaties
3. aandelen

Het minste risico loop ik bij

1. obligaties
2. aandelen

Jelte krijgt 1,5% samengestelde rente over zijn spaargeld. Op 1 januari 2015 bedroeg zijn spaargeld €1.500. Hoeveel stond er op 31 december 2017 op zijn rekening?

1. €2.281,31
2. €1.545,34
3. €1.568,52

Volgende les:

Kredietkosten